vrijdag 23 december 2016

Hubert van Eyck

Vandaag het laatste stukje van deze week over Tongeren en Maaseik.

Iedereen kent de broers Jan en Hubert van Eyck. Al is het maar van het standbeeld op de Maaseiker markt, een standbeeld dat enkele jaren voor onze Ambiorix verscheen.

Jan van Eyck (circa 1390 – 1441) is de gekendste van de broers. Samen met Rogier van der Weyden is hij de grootste van de zogenaamde Vlaamse Primitieven die wereldwijd vermaard zijn. Zij stonden bekend voor hun miniatuurkunst, realisme en naturalisme.

 

Zijn oudere broer, Hubert (circa 1366 – 1426), begon waarschijnlijk aan het Lam Gods dat door Jan werd afgewerkt.

Weinige mensen weten echter dat één van de eerste keren dat Hubert van Eyck in de bronnen wordt vermeld, dat in 1409 in Tongeren is. Magister Hubertus, pictor schilderde in dat jaar altaarpanelen voor de OLV-kerk.

Later komt hij terecht in Gent, van waaruit hij zal werken en waar hij ook overlijdt.

Van het schilderij “Madonna in de kerk” van Jan van Eyck, waarbij hij elementen van verschillende kerken heeft samengebracht, zitten volgens kunsthistorici ook elementen uit onze OLV-kerk.

 

 

 

woensdag 21 december 2016

Een sotte en dwaese persoon

We maken er deze week een drieluik van over Maaseik… Vandaag een beetje meer uitleg over een bijzondere akte uit de registers van de Tongerse schepenbank.

In 1687 vraagt facteur Fabri van Maaseik om meer informatie over een zekere Elisabeth van den Grendel uit Tongeren. Zij was gevangen genomen in Maaseik op verdenking van diefstallen en “krakeel”. En om haar te laten bekennen wil de schout van Maaseik haar op de pijnbank leggen.

Het was echter de gewoonte dat er over gekende misdadigers meer informatie werd ingewonnen op hun vorige plek van verblijf of hun geboorteplek. En zo werd in 1687 de vraag gesteld in Tongeren of ze meer konden vertellen over Elisabeth van den Grendel.

Het antwoord was zeer duidelijk : laat het arme kind met rust. Ze is zwakzinnig en het heeft geen zin om haar op de pijnbank te leggen.

Verschillende Tongenaren leggen “bekentenissen” af over de zwakzinnigheid van Elisabeth. Maar het dossier sleept blijkbaar aan en in april 1687 begeeft Simon van Bloer (lid van de stadsmagistraat van Tongeren) zich naar Maaseik om het voor Elisabeth op te nemen. Ook hij verklaart dat ze “een sotte en dwaese persoon” is, die al sinds lang ziek is.

 

Dit document geeft een kleine kijk op hoe met geesteszieken werd omgegaan. Tot de twintigste eeuw was het de gewoonte “zwakzinnigen” weg te steken. Dikwijls ver weg te steken en er over te zwijgen. Een mooi voorbeeld is de familie van burgemeester Lambert Hyacinth van der Meer van Tongeren wiens zus (we spreken nu over circa 1800) letterlijk werd doodgezwegen. De familie van der Meer was gepassioneerd van genealogie, heraldiek, familiegeschiedenissen, enzovoort. Er is een uitgebreid archief van hen bewaard, etc. Maar over het zwakzinnige familielid, weggestopt in een instelling in Maastricht, wordt niet gerept.

En zo verging het ook andere zwakzinnigen. Ook zieken zoals melaatsen werden buiten de stad gebracht (de zogenaamde levende doden omdat hun familie afscheid van hen had genomen). Zwakzinnigen daarentegen werden als kinderen van God gezien, maar men had hen liever toch niet in de stad. Zeker welgestelde families zorgden ervoor dat een zwakzinnig familielid in een “dolhuis” terecht kwam (bijvoorbeeld in Maastricht of Luik).

Een ander voorbeeld is Arnold van Driesch, man van Gertrudis Vlasvloer die op de Vlasmarkt woonde (18e eeuw). Hij werd bij de Cellebroeders van Sint-Truiden ondergebracht en zijn vrouw nam zijn zaken waar. Uit onze uitgebreide archieven zijn dit enkele van de zeer weinige voorbeelden die we hebben over geesteszieken.

 

Het straffen van hen, verbannen, … werd als een gewone zaak beschouwd. Enkel de personen die nog nuttig waren voor de maatschappij kregen een zekere ondersteuning van de Armentafel. Pas in de negentiende eeuw zou er meer aandacht gegeven worden aan ziektepatronen, medicatie, etc.

 

 

We weten niet hoe het Elisabeth van den Grendel verder gegaan is. Vermoedelijk werd ze verbannen uit Maaseik.  

Uit de parochieregisters blijkt dat ze waarschijnlijk in 1643 in Tongeren gedoopt werd als dochter van Simon van den Grendel die in de Muntstraat woonde.

maandag 19 december 2016

Tóngëre

Tóngëre, de awdste stad van Belsj, ligk in Haspëngouw aan de Jeekër en haef mèt de 16 deilgëmeinte ’n gooj 30.000 inwoeënërs. Bëkènd in Tóngërë zeen de bazzëliek, ’t Gallo-Rommeins Muuzee(j)um en ’t standbeeld van Ambie(j)oorkings. ’t Provvinsjaal Gallo-Rommeins Muuzee(j)um is gërich op de Limburgse gësjiedënis van de prehistorie tot ’t ènj van ’t Rommeins Keizërri-jk. Van de 170.000 stökke wuuëre d’r 2.000 gëtoeënd. Daobi-j zeen d’r de tëntoeënstèllingen wi-j o.a. De Neanderthalers, Sagalassos, De Vinkingen of Gladiatoren – helden van het Colosseum. ’t Muuzee(j)um kraeg in 2011 es ieërste Belsj muuzee(j)um de European Museum of the Year Award. Van de bazzëliek geit de gësjiedënis trök tot de ieërste ieëw nao Kristus. De kirk, di-j saer 1931 bazzëliek is, waerdën in 1541 aafgëmaak en is waerëldèrfgood. Bëzunjër in Tóngërë zeen ouch de walle. Van den 4.544 maetër Rommeinse walle van de ieërste ómwalling in d’n ti-jd van keizër Trajjanus is nôw nog 1.500 maetër te zeen. ’t Standbeeld van Ambie’j)oorkiks is ówt 1866.

 

Een sappig stukje Maaseikers dialect over Tongeren. Het Maaseikers dialectwoordenboek werd enkele weken geleden voorgesteld http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20161024_02535969 en is daar te koop bij Toerisme, de Standaard Boekhandel, etc.

In het woordenboek wordt onder andere verwezen naar onze taalkundige André Stevens die bekend is voor zijn Tongers woordenboek.

dinsdag 13 december 2016

Sluizen van 1750 tot 1950 : een nieuwe publicatie

Sluizen is één van de kleinste dorpen van Tongeren, maar het heeft een boeiend verleden. Er zijn nog heel wat historische gebouwen bewaard gebleven, waar het één en ander over te vertellen is. Sluizen, gelegen in de pittoreske Jekervallei, was vroeger vooral bekend voor het strovlechten. In het boek “Geschiedenis van Sluizen en de strovlechtnijverheid in de Jekervallei. Sluizen van 1750 tot 1950” nemen de auteurs Stephanie Cosemans, Victor Nicolaers en Ward Grammen je mee op een unieke reis doorheen het verleden van het dorp. In het boek ontmoet je dorpsfiguren en leer je meer over het dagelijkse leven in Sluizen.

 

Het boek telt 166 pagina’s, is in kleur en ingebonden met ringen. Het boek kost 20 euro en is te verkrijgen bij Stephanie Cosemans (012 74 14 35) of Victor Nicolaers (012 23 72 04) of mail naar raymondvaes@gmail.com

 

maandag 12 december 2016

Jan Loers, heer van Mal in de zeventiende eeuw

Vorige week vonden we in het zogenaamde “wapenboek Posson” het wapenschild terug van Jan Loers, heer van Mal, luitenant-drossaard van Loon en Bilzen en voogd van Franchimont. Een hele mond vol…

Jan Loers (ook genoemd Loefs) kreeg in 1602 de heerlijkheid Mal in leen van prins-bisschop Ernest van Beieren. Op dat moment (al van voor 1598) was hij ook eigenaar van het “kasteel van Sluizen” of wat er toen nog van restte. Verder bezat hij ook een winhof (boerderij) op de grens van Millen, Mal en Sluizen.

Hij was schepen van Sluizen en wordt in 1588 vermeld als schout.

In 1597 werd Jan Loers als schout nog met een deel van de inwoners van Sluizen gevangen gezet in Bergen-op-Zoom omdat de oorlogsbelastingen niet betaald werden

 

Zijn goederen in Sluizen gingen via zijn vrouw Maria Huysch over naar Gilis Ruyschen (+1637) uit Maastricht die hertrouwde met Maria Huysch.

 

Over de figuur Jan Loers is verder niet veel geweten. Vermoedelijk was hij ook eigenaar van huis Het Sweert in de Sint-Truiderstraat (nu slagerij Bovy) waar ook zijn vader woonde. Over zijn wedervaren als luitenant-drossaard van Loon en Bilzen en voogd van Franchimont, toch wel belangrijke bestuurlijke functies in die periode, is (nog) niet veel geweten.

dinsdag 6 december 2016

Pakjesmaand is boekenmaand

Tijd om een beetje reclame te maken voor de boeken die de recent verschenen zijn en gaan verschijnen over het Tongerse verleden en erfgoed.

Sport in Tongeren is een fotoboek dat de rijke sporttraditie in de stad in de kijker zet. Honderd foto’s geven een overzicht van de vele sportclubs en belangrijke sportgebeurtenissen in de periode 1890-2016. Het boek is te koop bij Standaard Boekhandel en het stadsarchief aan 5 euro.

Op 1 december werd Zo leefde Tongeren tussen 1870-1970 van Jo Gilissen en Pim Lakay voorgesteld. Het boek behandelt heel wat feiten uit een overgangsperiode in de Tongerse geschiedenis. Het boek is te koop in de Standaardboekhandel en de dagbladwinkels aan 15 euro.

Enkele weken geleden werd Kot & Goed van Georges Willemaers gepresenteerd. In het boek komen heel wat Tongerse cursiefjes van Georges aan bod. Het leuke is dat je een qr-code kan inscannen waarna je de tekst in het Tongers hoort voorgelezen worden. Voor meer info http://www.willemaers.eu/kotengoed/

En op maandag 12 december wordt het derde deel van Tongeren tijdens de Tweede Wereldoorlog voorgesteld. De drie delen zijn vanaf dan te koop in een cadeaubox aan de prijs van 20 euro bij Toerisme Tongeren en de Standaardboekhandel. Aansluitend werd ook een dvd gemaakt door Tijs Posen over hetzelfde onderwerp. Hij verzamelde heel wat unieke getuigenissen en beeldmateriaal. De dvd is te koop aan 7,5 euro.

maandag 28 november 2016

Landkaarten in het Staatsarchiv van Marburg

De laatste jaren is heel wat nieuw kaartmateriaal over Tongeren en de omgeving opgedoken. We zijn zelf al een tiental jaren op zoek in Franse en Nederlandse archieven, hetgeen al heel mooi materiaal heeft opgeleverd. http://archief3700.blogspot.be/2016/02/scherpenberg-en-overhaem.html en http://archief3700.blogspot.be/2016/02/koninksem-en-plinius.html Deze zoektocht heeft al enkele tientallen mooie kaarten opgeleverd.

Maar ook dankzij verschillende digitaliseringsprojecten is online steeds meer archiefmateriaal terug te vinden. Afgelopen vrijdag maakte Julien Daenen van de geschiedkundige kring van Riemst ons nog attent op een project van het Staatsarchief van Marburg www.digam.net Dit archief is onder andere bevoegd voor de Duitse deelstaat Hessen en bewaart ook het historisch archief van de landgraafschappen van Hessen. Vooral de legers van landgraaf Karel van Hessen-Kassel (1654-1730) waren in onze streek actief. Vandaar dat in hun archief nog kaarten van de omgeving zitten.

woensdag 23 november 2016

Herman Portmans, soldaat in dienst tegen den Turck (1599)

Doorheen de eeuwen zijn heel wat Tongenaren in dienst geweest van vreemde legers. Over enkele “exotische” soldaten hebben we het eerder al gehad http://archief3700.blogspot.be/2016/05/soldaat-in-dienst-van-venetie.html en http://archief3700.blogspot.be/2016/02/een-tongenaar-in-de-oost.html

Zelden vernemen we echter hoe het met hen ging. Ofwel duiken ze na verloop van tijd terug op in Tongeren ofwel verdwijnen ze uit de archieven. Heel wat soldaten bleven ook in hun garnizoenstad zoals bijvoorbeeld een telg uit de familie van den Bosch http://www.marres.nl/kwartierstaat-marres.htm

Dat zijn de feiten die we in de bronnen tegenkomen. Over de oorlog zelf, de honger en het afzien wordt gezwegen…

 

Toevallig vonden we in het archief van de schepenbank van Tongeren (26 februari 1599) een brief van Herman Portmans, zoon van wijlen Lambert en Agnes van Sprolant, die soldaat was in dienst van de keizer in de veldtocht tegen de Turken. Hij was “cranck ende pover” blijven liggen in Brunswijk (Braunschweig) in Duitsland. Hij zond de loopbode van daar naar Tongeren om hem geld op te sturen zodat hij kon thuis geraken en zodat hij zich kon uitrusten (een paard kopen?) en kleden.

Hij vroeg zijn oom Jacob Portmans een rente te verkopen op zijn huis in de Trichterstraat.

Herman Portmans zal zijn tocht ongetwijfeld beklaagd hebben. Zeker omdat hij in Tongeren een welgesteld man was. Behalve een huis in de Maastrichterstraat, was hij ook eigenaar van De Zwaan op de Grote Markt. Het is in dit huis dat hij gaat wonen na zijn terugkeer in Tongeren. Hij overleed in het begin van de zeventiende eeuw in Tongeren.

 

Het verhaal van Herman Portmans kadert in de Vijftienjarige of “Lange Oorlog” die werd gevoerd door de Duitse keizer tegen het Ottomaanse Rijk. Doel van de Turken was de verovering van Wenen. De oorlog ging op en neer tussen beide partijen en vooral in Hongarije vonden heel wat veldslagen, schermutselingen en belegeringen plaats. Keerpunt in de oorlog was de slag bij Mezokeresztes in Hongarije (oktober 1596) die eindigde in een overwinning voor de Turken. Ondanks hun overwinning hadden de Turken echter door dat de troepen van de keizer over betere wapens beschikten. De jaren na de veldslag herleidde de oorlog tot een guerillaconflict met vele doden, verwoesten dorpen, … De oorlog eindigde met de vrede van Zsitvatorok in 1606. Dit leidde tot een vastlegging van de grens tussen het Duitse keizerrijk en de Ottomanen.

Het was één van de meest gruwelijke oorlogen uit die tijd. Behalve een immense verwoesting van dorpen in Hongarije en de aangrenzende landen waren er de grote militaire verliezen. De keizer beschikte over bijna 100.000 soldaten en de Turken over circa 175.000. Vele duizenden van hen sneuvelden. Behalve door ontbering, kwam dit ook door de manier van oorlogsvoeren. Kanonnen hadden hun intrede gedaan, maar anderzijds werd er ook nog hevig met de hand en lansen gevochten…

 

 

woensdag 16 november 2016

Een Tongenaar in Brugge (1512) (bis)

Het grafschrift van Jehan de Tongres (1512) en zijn vrouw Catharina Strabants uit de Sint-Jakobskerk te Brugge is ook opgenomen in het handschrift van Ignace-Michel de Hooghe (+1715) die een inventaris van grafschriften opstelde.

Dit handschrift is online te raadplegen http://www.historischebronnenbrugge.be/bronnen/hooghe/frameset.php?mode=naam

 

Met dank aan Luc Christiaens voor de info.

maandag 14 november 2016

Een Tongenaar in Brugge (1512)

De gotische Sint-Jakobskerk te Brugge was in de vijftiende en zestiende eeuw één van de belangrijkste kerken van die stad. Heel wat handelaars en patriciërs lieten er zich begraven. De kerk werd vooral bekend door de vele koperen grafplaten. Van de meer dan zestig resten er nu nog dertien…

 

Vorige week lazen we in het oude tijdschrift ’t Daghet in den Oosten. Limburgsch tijdschrift voor taal- en andere wetensweerdigheden (1, 1886, p.39) dat de auteur in een kerk in Brugge het graf ontdekte van een Tongenaar. In eerste instantie viel hem het stadswapen van Tongeren op.

Na dit nagetrokken te hebben, bleek het om één van die dertien koperen grafplaten uit de Sint-Jakobskerk van Brugge te gaan.

Het grafschrift luidt als volgt : Sepulture de Jehan de Tongres natif de la ville de Peronne en son temps marchant resident en bruges lequel trespassa le xviij e jou d octobre lan xv c et xij. Catherine fille de Guy Strabant vefve dudit Jean + 15 e et …

Het gaat dus om de grafplaat van Jan van Tongeren, geboren in Péronne (Frankrijk). Tijdens zijn leven was hij handelaar en wonend te Brugge en daar overleden op 18 oktober 1512. Zijn vrouw was Catharina Strabants, dochter van Guy.

Interessant is dat zijn wapenschild het stadswapen van Tongeren is en getopt wordt door een haas als helmteken. Misschien gaat het wel om een afstammeling van Jan Hazen (schepen van Tongeren in 1400-1430) wiens familie actief was in de lakennijverheid.

 

Dat een Tongenaar in Péronne en Brugge terecht komt is niet zo vreemd. Péronne in Frankrijk alsook het kwartier rond de Sint-Jakobskerk in Brugge waren in de vijftiende eeuw bekend om hun lakennijverheid. Péronne maakte ook deel uit van de bekende jaarmarkten in de Champagnestreek.

 

De fototheek van het KIK te Brussel vermeldt deze grafsteen ook, maar deze wordt toegewezen aan Jehan van de Tongues (hoewel op het opschrift duidelijk Jehan de Tongres) te lezen is. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=B129137&objnr=89211&nr=1

dinsdag 8 november 2016

De duivelse majoor van Mabel St.Clair Stobart

Naar aanleiding van de vieringen rond honderd jaar Eerste Wereldoorlog worden heel wat dagboeken en brieven (her)uitgegeven. In de Angelsaksische wereld is vooral aandacht voor sociale bronnen en in het bijzonder voor gender-geschiedenis.

Recent las ik een heruitgave van het werk van Mabel St.Clair Stobart, getiteld The Flaming Sword in Serbia and Elsewhere. En toevallig stond daar wel een heel bijzondere passage in over onze duivelse majoor Sterzel.

Maar eerst even terug naar Mabel St.Clair Stobart. Mabel werd in 1862 geboren in Woolwich (Groot-Brittannië) als dochter van sir Samuel Boulton en Sophia Louisa Cooper. In 1884 huwde ze met handelaar St.Clair Kelburn Stobart met wie ze twee kinderen had. Ze leefden in London en in het begin van de twintigste eeuw in Zuid-Afrika. Daar werd ze lid van de First Aid Nursing Yeomanry Corps, een soort van veldhospitaalzusters.

 

Terug uit Zuid-Afrika stichtte ze in 1907 de Women’s Sick and Wounded Convoy Corps. Ondertussen hertrouwde ze in 1911 met John Herbert Greenhalgh.

In 1912-1913 was ze als vrijwillig verpleegster actief tijdens de Balkanoorlogen. Ze was vooral actief in Bulgarije.

Bij de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog stelde ze haar diensten ter beschikking van het Belgische Rode Kruis (bij de Engelsen was grote sympathie voor de Belgen) en werd gestationeerd in Brussel. Toen Brussel werd ingenomen door de Duitsers probeerde ze de Nederlandse grens te bereiken via Maastricht. In Hasselt werd ze echter opgepakt en overgebracht naar de gevangenis van Tongeren. Binnen de vierentwintig uren zou ze als spion geëxecuteerd worden! Uiteindelijk kon ze met haar twee kompanen ontsnappen. Na haar ontsnapping naar Engeland was ze actief in Servië waar ze ook haar bekende boek The Flaming Sword in Serbia and Elsewhere schreef.

 

In haar boek haalt ze herinneringen op aan Tongeren die we even willen meegeven : … but one remark of the German Devil-Major Commandant of Tongres, is so illuminative of the spirit of militarism that is bears repetition. The Major said, “you are spies”. He fetched a big book from a shelf, opened it, and pointing on a certain page, he continued. “And the fate of spied is to be shot within twenty-four hours. Now you know your fate”. I answered cheerily, as though it were quite a common occurrence to hear little fates like that. “But, mein Herr Major, I am sure you would not wish to do such an injustice. Won’t you at least look at our papers, and see that what we have told you is true. We were engaged in hospital work when, etc.”. He then replied, and his voice rasped and barked like a mad dog. “You are English, and, whether you are right or wrong, this is a war of annihilation”. I shall always be grateful for that phrase, for I recognized in it an epitome of the spirit of militarism, carried, as the Prussian arch-representatives of war carry it, to its logical extreme…

We three non-combatants, namely a minister of the Holy Church, a university man who had officiated as judge in Burma and a woman engaged in hospital work, were now condemned to death…

The Devil-Major, as we called him, then made us follow him upstairs, to the top floor, to a room in which we were to spend the night. The last night? He ordered me to be separated from the others, in another room. But I was responsible for the position of my companions, and without my influence as a woman, death for them was certain, and I resisted the separation successfully. The Major then drove us into a room that was bare, except for verminous straw upon the floor. He refused to give us food, though we had not eaten since the day before. Water in tin cans was brought to us to drink, and we were told to lie down on the dirty straw. The Devil-Major then warned the guards that if we moved, or talked to each other, they were to shoot us. Then he left us for the night.

Sleep was impossible, owing the ceaceless chiming of half-a-dozen church clocks, which seemed purposely to have clustered within a few hundred yards of us. The bells were all hopelessly out of tune, the tuners being presumably at the front. And every quarter of an hour all the bells of all the clocks played different tunes, which lasted almost till the next quarter’s chime was due. The discord was a nightmare for sensitive ears, but the harsch jangle of these bells, as they tumbled over each other, brutally callous to the jarring sounds, and to the irrelevancy of the melodies they played, seemed in keeping with the discordance – illustrated by our position – between the ideal of life, designed by God the Spirit, and the botching of that design, by murderous man.

Was our position, I wondered, another of the glories of war? These glories, exhibited at that time in Belgium, were as I noticed all of one stamp : devastation, murder of women and children, rapine, every form of demoniacal torture.

But we three escaped by miracle, and returned safely to England.

 

Mabel hield duidelijk niet van onze kerkklokken… Hoe ze ontsnapten is niet geweten. De Devil-Major is wel gekend. Dat is Hans Sterzel die een tijd lang militair commandant van Tongeren was. De man werd absoluut gehaat in de stad en had voordien al voor genoeg onheil in Lanaken en Bilzen gezorgd. Hij verbleef een tijdlang bij de zusters van Orléans op het kasteel van Betho. Later werkte hij nog voor een museum in Berlijn (waar hij ook ruzie kreeg), maar de rest van zijn loopbaan is niet gekend.

 

Mabel stierf in Bournemouth in 1954, 93 jaar oud.

 

dinsdag 25 oktober 2016

Het ongelukskruis van Vreren

Begin dit jaar hebben we een stukje gepost over het ongelukskruis van Vreren. http://archief3700.blogspot.be/2016/01/het-ongelukskruis-van-vreren.html

Dit raakte beschadigd en werd afgelopen jaar in een vernieuwde vorm teruggeplaatst. De tekst was echter onleesbaar. Het raadplegen van enkele “dorpsoudsten” leverde ook niets op. Daarom dat werd beslist om de tekst op het kruis ook niet verder in te vullen.

Per toeval vonden we in Het Belang van Limburg uit 21 januari 1933 een tekening van het kruis terug mét volledige tekst. Het Belang had toen enkele weken lang een artikelenreeks over Limburgse veldkruisen en ook het ongelukskruis van Vreren kwam aan bod.

De volledige tekst luidt : “Hier in verongeluck Ian Goffar in den ouderdom van sijn sesthiende jaer den 5 meert 1798 door eenen slach van sin peerdt met sijne kerre bidt voor sijne siele”.

 

 

 

 

dinsdag 18 oktober 2016

Fred Astaire

Gisteren waren de collega’s van de erfgoedcel in het archief om opzoekingen te doen over het einde van de Tweede Wereldoorlog. Dit voor hun driedelige uitgave over de oorlog waarvan het laatste deel binnenkort verschijnt. Een deel gaat uiteraard over de Amerikaanse aanwezigheid in Tongeren.

Tien jaar geleden ontvingen we hierover enkele bestanden van een familielid van Henry Arthur Macmillan die tijdens de oorlog chauffeur was van de staf van het 19e Legerkorps. Dit korps was opgericht in 1942 (en ontbonden in 1945). Onder het Negende en Tiende leger vocht het korps mee in de opmars van de geallieerden naar Berlijn.

Macmillan hield van de opmars een gekleurd schetsboek bij, gaande van de vernielde Franse steden tot de aanleg van een brug over de Elbe. In september 1944 was het hoofdkwartier van het korps gevestigd in het kasteel van Hamal waar ze hun “war room” inrichtten. Op 6 september gaven de Duitsers Luik over en op 7-8 september viel het Albertkanaal.

Eind september hield het korps rust in de omgeving van Tongeren. En net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog werden bekende artiesten gevraagd om de troepen wat ontspanning te bieden : muziek en genoeg bier om de geesten terug leeg te krijgen. Een traditie die trouwens veel ouder is dan toen want doorheen de eeuwen boden legeroversten hun troepen de nodige “ontspanning” aan.

En zo trad in september 1944 Fred Astaire op aan het kasteel van Hamal. Fred Astaire (1899-1987), geboren als Frederik Austerlitz, leerde op jonge leeftijd samen met zijn zus Adele dansen en toneel spelen. Als opkomende artiesten traden ze vanaf 1917 al op voor de Amerikaanse troepen. Zijn successen kwamen op Broadway in de jaren 1920.

In de jaren 1940 was hij een beetje op zijn retour en net zoals zovele andere artiesten werd hij ingeschakeld als entertainer voor de overzeese troepen.

In de jaren 1950 bloeide zijn carrière terug op. Tot aan zijn dood zou hij blijven dansen en acteren.

woensdag 12 oktober 2016

Lekkere gebakjes : het antwoord

Heel wat antwoorden over de gebakjes. Gids Lu Ruiters en Bruno Boeykens wisten ons te vertellen dat Sint-Abeer de heilige Aubertus is. In de schatkamer van de basiliek (nu het Teseum) bevindt zich inderdaad een beeld van deze heilige. Het is ook logisch dat de patroonheilige van de bakkers zich in de collectie van de basiliek bevindt, want net zoals de andere ambachten droegen zij hier regelmatig missen op en “sponsorden” ze een altaar.

Bakker Willy Stulens gaf meer uitleg over de gebakjes zelf : trulle zijn gerolde (getrulde) restjes sandwichdeeg met wat rozijnen (ze staan ook beschreven op het toerismebord aan de kapel van ’s-Herenelderen). Schroopkrotjes zijn driehoekige (zakjesmodel) bladerdeegkoekjes met siroop in.

De recepten hebben we jammer genoeg niet. Iedereen wel bedankt voor de antwoorden!

 

dinsdag 11 oktober 2016

Lekkere gebakjes

In een schriftje kwamen we zonet tegen wat een bakker zoal verkocht in de jaren 1930 : raaisvloie (rijstvlaai), slengskes (?), krènnekes (?), pufferkes (popcorn met rode verf), schroopkrötjes (soort van neuskes?), brokke (?), touverbolle (toverbollen), bernadetjes (?), stattele (snoepveters), trulle (?).

Geen idee wat het allemaal was, maar het klinkt lekker!

Sint-Abeer werd vermeld als patroonheilige. En net zoals de mooie namen van het gebak, ook hier geen idee wie die heilige was. Antonius en Blasius werden in Tongeren vereerd als patroon van het bakkersambacht, maar Sint-Abeer is ons niet bekend.

dinsdag 4 oktober 2016

De Leurenbeek

Wie kent de Leurenbeek nog? In ieder geval gaat niemand ze nog gezien hebben want ze werd in 1904-1905 gedempt. Deze beek was nochtans in de geschiedenis van de stad heel belangrijk…

Toen in de dertiende eeuw de middeleeuwse muur werd gebouwd, werd het gebied waar de leerlooiers woonden hierin niet opgenomen. Vermoedelijk omdat het over de Jeker lag en bouwkundig te moeilijk om te integreren binnen de wal. De oudste vermelding van de Leuren is in 1340 maar er zijn aanwijzingen dat er hier al voor de elfde eeuw leerlooiers waren gevestigd.

Blijkbaar was er wel een soort van aarden wal rond deze wijk gelegd die circa 1500 evolueerde naar een echte stadsmuur waarvoor ook de stad verantwoordelijk werd. Tussen de inwoners van de Leuren en de inwoners van de straten in de omgeving (vooral de Putstraat) was er regelmatig ruzie omtrent het gebruik van de poorten. De leerlooiers voorzagen een eigen poort richting Luik, maar de inwoners van de Putstraat wilden dat hun Steenderpoort werd gebruikt. Dit conflict werd aangescherpt met de bouw van de Luikerpoort en de heraanleg van de Luikersteenweg.

Doorheen de Leuren stroomde (stroomt) de Jeker, maar deze mocht niet voor hun activiteiten gebruikt worden omwille van de molens iets verderop. Daarom dat er in de buurt van de Luikerpoort een aftakking werd gemaakt, de zogenaamde Leurenbeek. Die liep eerst een stukje bovengronds, vervolgens onder bogen door en zelfs doorheen enkele werkhuizen. In de buurt van de huidige Herckenrodestraat (deze straat is trouwens genoemd naar een gekende Looiersfamilie) volgde de beek de achterzijde van de percelen (huidige Kastanjewal) om voorbij de Sint-Jansmolen terug in de Jeker te komen.

Deze beek was van levensbelang voor de leerlooiers want hun huiden moesten in water geweekt worden. Ik bespaar de hele techniek van het leerlooien, maar stromend water was noodzakelijk. Zij zagen er dan ook op toe dat hun beek goed onderhouden werd.

Op het einde van de negentiende eeuw nam het aantal leerlooierijen af én kwam er ook veel commentaar op de stank en het ongezonde water dat zich met de Jeker vermengde. Daarom dat de stad besliste de beek te dempen. In dezelfde periode werd immers ook de waterleiding aangelegd.

 

De kaart toont een luchtfoto van Tongeren (2015) met in het blauw de Jeker aangeduid en in het geel de Leurenbeek.

 

donderdag 22 september 2016

Eerste steen Ambiorixkazerne

Twee weken geleden hebben we de eerste steen van de Ambiorixkazerne tijdelijk naar het stadsarchief laten overbrengen. De steen lag los langs het paradeplein. In afwachting van de ontwikkeling van de site, zal de steen hier bewaard worden.

 

Er valt op te lezen : “Deze steen werd gelegd te Tongeren op 2 augustus 1939 door luitenant-generaal Denis, minister van Landsverdediging, ter gelegenheid van de inwijding der werken tot oprichting van de kazerne”.

Geen jaar later werd de kazerne, die nog steeds in aanbouw was, veroverd door de Duitsers. Denis nam toen ook ontslag als minister. Hij overleed in 1957.

 

woensdag 7 september 2016

Post uit India

De blog is terug uit vakantie. Na twee maanden in de “fifties” te hebben verbleven, gaan we een beetje verder terug in de tijd.

 

Vorige week kregen we een vraag over de “negentiende-eeuwse moeder Theresa”. De Saint-Joseph’s Convent School in Bandra (India) zocht meer informatie over hun zuster Theodorine, geboren Marie Caroline Mevis uit Tongeren.

De zuster werd hier geboren op 18 februari 1832 als dochter van “drankstoker” Mathieu Mevis en Marie Malherbe uit Chaudfontaine. Op 18-jarige leeftijd, in 1850 (haar vader was toen al overleden), werd ze lid van de “Kruisnonnen” in Luik. In 1852 legde ze haar geloften af als “zuster Theodorine” en de daaropvolgende jaren was ze actief met het opvangen en begeleiden van minderjarige en jonge misdadigers.

 

In 1867 kreeg ze de kans om naar India te trekken aan het hoofd van een vijfkoppige delegatie uit Luik. Ze namen hun intrek in het net opgerichte weeshuis en klooster van Bandra (nabij Mumbai/Bombay).

Zuster Theodorine gooide zich helemaal op haar tak en werd het symbool van de weeskinderen, slavenkinderen, achtergelaten kinderen, enzovoort. India was nog niet zo georganiseerd als nu en zelfs vandaag de dag zijn er nog heel was mistoestanden door het kaste-systeem. Onze zuster kwam er aan ten tijde van de zogenaamde “British Raj” toen de Britse Kroon India bestuurde. Uitbuiting was schering en inslag, slavernij ook nog.

De beginjaren van haar leven in Bandra waren voortvarend. De school werd verder uitgebouwd, ze ondernam “expedities” naar het binnenland om er missies te bezoeken.

Vanaf 1877 werd de toestand slechter. De Grote Hongersnood brak uit in India en er waren sociale onlusten. Op het einde van de negentiende eeuw was er een grote pestuitbraak die voor heel veel ellende zorgde. De zusters en vooral zuster Theodorine werden in Bandra geloofd voor hun werk en inzet en ook van de Britse overheid kregen ze erkenning.

 

Omwille van gezondheidsredenen moest zuster Theodorine in 1899 terugkeren naar Europa. In Luik nam ze haar taak terug op als hoofd van het delinquentenhuis waar zoveel jaren eerder haar taak was begonnen. Op 5 maart 1911 zou ze overlijden.

Blijkbaar hield ze over haar wedervaren een dagboek bij dat in het lokale archief van Bandra wordt bewaard (misschien nog iets dat in de toekomst kan uitgegeven worden).

Volgend jaar viert de Saint-Joseph’s Convent School de 150e verjaardag van haar aankomst in India hetgeen zowel in Bandra als in Mumbai gaat gevierd worden.

 

 

dinsdag 5 juli 2016

Back to the Fifties

Tijdens de zomermaanden brengen we iedere weekdag een verhaal over Tongeren tijdens de Fifties. Je kan dit volgen via www.geheugenvantongeren.be of via onze facebookpagina www.facebook.com/stadsarchief.tongeren

De komende twee maanden gaat het dan ook een beetje rustiger zijn op de blog. Hoewel er nog veel te vertellen is! Wie kent de heren van Sluizen en wist je dat er vroeger twee molens in Sluizen waren, of beter gezegd drie. Wat deden de voorouders van Piet Peumans in Tongeren? Wist je dat het standbeeld van Ambiorix in september 150 jaar op de markt prijkt…. Maar dat is allemaal voor na de zomer.

 

Het project over de Fifties is er echter niet zomaar gekomen. Behalve het bewaren en verzamelen van archief, wil het stadsarchief ook een maatschappelijke rol spelen. Deze functies met elkaar gekoppeld, leiden tot een project over reminiscentie (om het met een moeilijk woord te zeggen). Het komt er op neer om met huidige waarnemingen (foto’s, verhalen, film, muziek, …) een gedachte, gevoel, … van vroeger te herbeleven. De hele idee erachter is om zeventigers en tachtigers (en ouder) die jong waren in de jaren vijftig die periode te laten herbeleven.

Maar in het voorjaar van 2017 nog veel meer hierover !

 

Geniet van de verhalen. Eigen inbreng en beeldmateriaal ter aanvulling zijn steeds welkom!

 

vrijdag 1 juli 2016

Publicatie 150 jaar Ambiorix

In september 2016 staat het standbeeld van Ambiorix 150 jaar op de Tongerse markt. Voor het geschied- en oudheidkundig genootschap was dit een aanleiding om een publicatie over het beroemde beeld te brengen.

Auteur Frits Berckmans beschrijft in een 64-pagina’s tellend werk het ontstaan van het beeld. Hij vertelt over beeldhouwer Jules Bertin en weerlegt feit en fictie die het beeld omgeven.

 

De publicatie is te koop bij Toerisme Tongeren, stadsarchief Tongeren en Standaard Boekhandel aan de prijs van 8 euro.

 

donderdag 30 juni 2016

Schepenbank van Sluizen, 1447-1796

Vandaag werd aan de beeld- en archiefbank de vernieuwde inventaris van de schepenbank van Sluizen toegevoegd.

Tot nu toe waren enkel de registers geïnventariseerd. Enkele tientallen dozen “losse stukken” en “diversen” werden nooit bekeken.

In totaal telt de inventaris nu 983 stukken voor de periode 1447-1796.

 

Het merendeel van de stukken betreft processen over renten, gronden, het niet betalen van pachten, … en stukken over “krakeel”, herbergruzies en vechtpartijen.

Behalve die stukken zijn er ook heel wat openbare verkopingen, aanstellingen van schepenen, tellingen en lijsten.

 

De schepenbank van Sluizen was één van de Elf Banken van Sint-Servaas. Vanaf de oudste bronnen wordt dat kapittel uit Maastricht als grondheer vermeld. Vanaf 1785 werd de Hollandse Staten-Generaal grondeigenaar.

De parochie hing af van de kerk van Mal waarvan de pastoor door het kapittel van Tongeren werd aangesteld. Enkel het stukje Vinave (Neer-Sluizen) hing af van de parochie Glons en was Franstalig.

 

De inventaris is te raadplegen via http://www.beeldbanktongeren.be/index.php/schepenbank-sluizen-1712;isad

 

 

woensdag 29 juni 2016

Overstromingen van 1891

De recente regenlast en overstromingen zijn niet enkel een fenomeen van deze tijd zoals deze foto toont.

De foto werd genomen door iemand van de familie de Schaetzen vanop de toren van de basiliek. In het midden zie je de Sint-Janskerk met rechts “de Benedictinnen”.

Vanaf de Kastanjewal staat alles blank.

De regenval van 1891 (eind januari – begin februari) zorgde in heel Europa voor overlast. In ons eigen land is de overstroming van Leuven het meest bekend, maar vooral Frankrijk had veel te lijden.

Het zou duren tot de jaren 1950 alvorens het gebied vanaf Koninksem en Offelken langs de Motten tot aan de Kevie en Blaar, dankzij de ingrijpende werken aan de Jeker, meer gespaard bleven van dit soort overstromingen.

maandag 27 juni 2016

Tongeren en Compostela

Van 25 juni tot 14 juli (10u-18u) loopt in de winkel naast het kroningssecretariaat (Hospitaalplein) een fototentoonstelling van Tongenaren die naar Santiago de Compostela geweest zijn.

Maar hoe kwam Tongeren nu in contact met deze heilige en Noord-Spaanse stad?

 

In eerste instantie gebeurde dit om vrome redenen. Eén van de oudste vermeldingen van pelgrimage naar Compostela vinden we terug in een belangrijke legende voor deze streek, die van Sint-Evermarus. Om het verhaal kort te houden. Evermarus was een Fries edelman die leefde in de zevende eeuw. Hij bezocht met een aantal gezellen het graf van Sint-Jakob in Compostela. Bij terugkeer passeerde hij langs het graf van Sint-Trudo in Sint-Truiden en wilde via Tongeren naar het graf van Sint-Servaas gaan in Maastricht. In Rutten werd hem onderdak geboden door de “kasteelvrouwe” die echter waarschuwde voor haar man die een heiden was. Toen Evermarus en zijn reisgezelschap Rutten verlieten, werd dit ontdekt door “Kasteelheer” of “rovershoofdman” Hacco. Deze zette de achtervolging in en doodde Evermarus en zijn zeven gezellen. Uit dit verhaal zouden de latere processie naar en het evocatiespel van Evermarus te Rutten ontstaan. Dit wordt nog ieder jaar op 1 mei gevierd.

Zover de legende. Wat echter geen legende is, is dat in de tiende eeuw een kapel of kleine kerk werd gebouwd te Rutten op de plek waar nu de Sint-Evermaruskapel is gelegen. Dit zou in opdracht gebeuren van pastoor Ruzelius van Rutten in 968. De kapel werd in opdracht van abt Wedericus van Burtscheid vervangen door een stenen. De Luikse bisschop Theoduinus (1048-1075) weigerde echter deze te wijden tot hij een visioen kreeg. Zo werd de kapel alsnog in 1060 ingewijd door hem.

Het verhaal van Evermarus speelt zich weliswaar af in een tijd toen er nog geen sprake was van pelgrimage naar Compostela, maar bij de bouw van een kapel voor hem in tiende eeuw was hier wel degelijk sprake van.

Een volgende vermelding van pelgrimage dateert uit 1014 toen een monnik van de Sint-Jakobsabdij uit Luik relieken van Sint-Jakob mee terug nam. En in 1065 vond een “massale” pelgrimage plaats naar Compostela onder leiding van Robrecht, monnik van diezelfde Sint-Jakobsabdij te Luik. Hier namen ook Tongenaren aan deel.

Komt daarbij ook nog dat tal van ridders en edelen uit onze streken graag gingen vechten in het buitenland als een soort van huurlingen. We vinden ze terug aan de grenzen van toenmalig katholiek Europa. In de Baltische staten, Oost-Europa en bovenal in Spanje bij de veroveringstochten tegen de Moren.

Bewijzen van contacten tussen onze streek en Spanje zijn nog terug te vinden in de schatkamer van de OLV-Basiliek. Enkele van hun oudere textilia, reliekbeursjes, zijn afkomstig uit twaalfde- en dertiende-eeuws Spanje.

Niet iedereen ging echter om vrome redenen op bedevaart. Er waren ook zogenoemde straf- of boetebedevaarten. Bij verbanning moest de gestrafte zich in die periode op bedevaart begeven. Het canonieke recht maakte zo onderscheid tussen een grote strafbedevaart naar Rome, Santiago de Compostela, Keulen en Canterbury en een kleine strafbedevaart naar Rocamadour in Frankrijk. De wereldlijke rechtbanken namen deze boetes over en vanaf de dertiende eeuw vinden we zulke uitspraken terug. Voor Tongeren werden van klein naar groot volgende oorden als strafbedevaart genoemd : Rocamadour, Compostela en Rome.

Een veroordeelde moest zijn reis beginnen binnen veertig dagen na uitspraak van de straf. Zijn kleding moest zijn : een vilthoed, grove mantel van wol, een kalebasfles, pelgrimsstaf en een vrijgeleide. Dit is bijna het typische beeld dat we van een pelgrim hebben. Op reis mochten ze niet langer dan één dag op dezelfde plek blijven. Aangekomen in Compostela werd er gebiecht in de kathedraal en naar de communie gegaan. Hierna kreeg de veroordeelde een certificaat dat de straf was voldaan. En heel typisch ; er werden Sint-Jakobsschelpen terug mee naar huis genomen als extra bewijs.

Vanaf de veertiende eeuw werden echter steeds meer van deze strafbedevaarten afgekocht en vanaf de vijftiende eeuw stelt de schepenbank heel duidelijk ; ofwel ging men op bedevaart ofwel kocht men zijn straf af. Samen met de opkomst van meer lokale bedevaartsoorden zoals ook Scherpenheuvel en het ontstaan van lokale processies en bedevaarten zoals Maastricht, Hasselt, Susteren, Aken, … maar ook Tongeren zelf, daalde het aantal tochten naar Spanje zienderogen.

Santiago de Compostela zelf werd tijdens de Napoleontische oorlogen veroverd en geplunderd waarna de overblijfselen van Sint-Jakob bijna een eeuw “verdwenen” in de crypte van de kathedraal daar. Pas in de twintigste eeuw kwamen de pelgrimstochten terug op gang. Met de opname van de Spaanse routes op de Unesco-lijst in 1993 en de Franse in 1998 kenden de pelgrimages en het bijhorende toerisme nieuwe hoogtepunten.

 

(bron : “Zorgende handen. Een geschiedenis van het Sint-Jacobusgasthuis te Tongeren”).

 

 

woensdag 15 juni 2016

De toren van de basiliek

De toren van de basiliek, of toen nog OLV-kerk, of beter gezegd de toren die toen nog als belfort gebruikt werd…

De afbeelding werd gevonden in de resolutieregisters van de stad. Die beginnen in 1477 en eindigen in de Franse Tijd (1797) en bevatten al de beslissingen die de stad nam. Een beetje te vergelijken met nu de beslissingen van het schepencollege en de gemeenteraad.

Hier en daar worden die registers opgevrolijkt met een kleine tekening, vooral het wapenschild van Tongeren. Maar dus ook deze afbeelding van de toren van de basiliek.

 

De afbeelding toont niet de oorspronkelijke toren van de gotische kerk want dat was een zestiende-eeuwse houten spits die in 1598 afbrandde na een blikseminslag

De toren dateert echter uit de periode 1662-1677 en brandde eveneens af. Ditmaal door een vuur dat aangestoken was door Franse troepen.

Hij staat onder andere afgebeeld op een kopergravure en op het schilderij De Grote Brand van Tongeren.

Na 1677 werd de toren vervangen door een iets kleiner en minder rank exemplaar. Dat moest op zijn beurt weer wijken voor een nieuwbouwproject. Men plande een neogotische, stenen spits, een beetje te vergelijken met de toren op de kathedraal van Antwerpen.

Maar zoals bekend eindigde men net boven de klok met een platform. En vandaar dus dat de basiliek nu geen toren meer heeft.

donderdag 9 juni 2016

Lambertine de Renesse (1670-1728)

Zonet vonden we dit hele mooie zegen terug. Het behoort toe aan Lambertine Felicité de Renesse (°1670 ’s-Herenelderen - +1728 Munsterbilzen). Ze was de jongste van veertien kinderen van Joris Frederik de Renesse, heer van Elderen en Oostmal (1611-1681) en Anna Margaretha van Bocholtz (1628-1692).

Als abdis van Munsterbilzen (1715-1728) was ze prinses van het Heilig Roomse Rijk en vrouwe van de dorpen Munsterbilzen, Kleine-Spouwen, Wellen, Haccourt en Hallembaye.

 

Het zegel is gehecht aan een verpanding van een stuk grond voor EH Bertrand de Waseige die in proces was tegen Nicolaas Arnold de Malte uit Sluizen.

Op het zegel staat het wapenschild van de familie de Renesse met in de kwartieren 1 en 4 de leeuw van de familie Renesse en in 2 en 3 de spitsruiten van de familie van Hamal-Elderen.

 

Op de website http://www.guide2womenleaders.com/womeninpower/Princess-Abbesses_2.htm is een lijst te vinden van al die abdissen-prinsessen in het Heilig Roomse Rijk, onder andere ook die van Burtscheid (tiendheffers in Lauw en Rutten en cfr. hun tiendschuur in de Jekerstraat). Van Lambertine de Renesse is op dezelfde website een afbeelding te vinden onder het jaartal 1715-1728.

De architect die het oud-hospitaal ontwierp

Gisteren bracht Pieter-Jan Cierkens van de faculteit ingenieurswetenschappen en architectuur van de UGent een bezoek aan het stadsarchief. Hij bereidt een studie voor over architect Roelandt van wie het vermoeden bestaat dat hij de architect was van ons oud-hospitaal. Vorig jaar verscheen nog de publicatie “Zorgende handen” over de geschiedenis van het Sint-Jacobusgasthuis en het oud-hospitaal waarin de vondst van de bouwplannen uit de eerste helft van de negentiende eeuw in het universiteitsarchief van Gent werd toegelicht. Heel interessante plannen want ze tonen de toenmalige (middeleeuwse) toestand alsook de geplande aanpassingswerken.

Deze plannen zijn echter anoniem en de werken vanaf de jaren 1840 worden toegeschreven aan de Brusselse architect Dumont.

Door een onderzoek in de collectie brieven en besluiten van de Godshuizencommissie (die het hospitaal beheerde) kon dhr. Cierkens architect Roelandt inderdaad als ontwerper van ons hospitaal aanduiden. Het hele verhaal volgt nog in een artikel.

 

Lodewijk Roelandt (°1786 Nieuwpoort - +1864 Gent) studeerde in Gent en Parijs en werd in 1818 stadsarchitect van Gent. Hij was één van de grondleggers van de neostijlen in België.

Hij raakte bekend als architect van heel wat bekende gebouwen : de universiteitsaula van Gent, het gerechtsgebouw in Gent, het stadhuis van Ninove, de Vlaamse Opera in Gent, het stadhuis van Aalst,… In de jaren 1840 was hij ook actief in Sint-Truiden (toren OLV-kerk en academiezaal Klein-Seminarie) vanwaar zijn werkingsgebied zich uitspreidde naar onze regio.

woensdag 8 juni 2016

Saint-Medard, le grand pissard

We hebben een schuldige gevonden voor de aanhoudende regen : Saint-Medard, le grand pissard.

Vandaag is de feestdag van die arme man, patroonheilige van Vreren. In de legende waaraan hij zijn naam als regenheilige heeft verdiend, bleef hij trouwens droog en was het zijn vader en paard die nat werden. In een andere legende is het een adelaar die hem met zijn vleugels droog hield tijdens een onweer.

Dat is trouwens niet het enige gezegde dat aan hem gelinkt wordt. Er zijn vooral Franstalige spreekwoorden over hem, hij is dan ook patroonheilige van een vijftigtal parochies in Frankrijk.

Enkele voorbeelden : “pleurs de Saint-Medard, quarante jours bousards” (laten we hopen van niet), “Saint-Medard, planteur de choux, mangeur de lard”, “s’il pleut à la Saint-Medard, le quart des biens est au hasard”, “s’il pleut pour Saint-Medard, l’été sera bâtard”. Opbeurende voorspellingen…

 

Sint-Medardus is een heel interessant heilige voor onze streek en toont dat Vreren en omgeving vroeg gekerstend werden. Gelinkt aan het bestaan van de belangrijke “Chaussée Brunehaut” (Brunehildeweg) die Vreren passeerde, kan de stichting van de parochie Vreren rond 600 geplaatst worden.

Medardus werd geboren rond 473 te Salency en overleed in 560 als bisschop van Noyon. Zijn ouders waren verbonden aan het Merovingische hof. Aan datzelfde hof dook Brunehilde (534-613) op als vrouw van koning Sigebert I van Austrasië (waartoe wij behoorden). In de verhalen is Brunehilde geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, maar ze werd ook bekend vanwege het stimuleren van de aanleg van wegen en als stichter van kerken en abdijen.

 

Het hele gebied rond de kerk van Vreren is bovendien historisch op zijn minst interessant te noemen. De kerk van Vreren, die al voor 1004 afhing van het kapittel van Sint-Kruis in Luik, was moederparochie voor Nerem, Diets-Heur, Paifve en Wihogne. Dat wil zeggen dat er in Vreren een pastoor woonde en in de vier genoemde dorpen een kapelaan én dat kinderen gedoopt werden in Vreren (trouwen en begraven mocht wel in de andere dorpen).

De indrukwekkende muur aan de pastorij en het kerkhof getuigen daarenboven van een militaire functie. Een plek waar men zich kon terugtrekken en verdedigen. Samen met de naastgelegen Kruiswinning, tot voor enkele decennia een zeer indrukwekkende vierkantshoeve, is het gebied met de kerk, kerkhof en pastorij op een hoogte gelegen.

Dat zich hier ook een versterking voor een wereldlijke heer bevond, lijkt bijna logisch. Aan de achterzijde van die verhoging, kom je via de Dessersstraat recht op recht uit aan de oude banmolen.

 

Heel wat boeiende gegevens die verder uitgezocht kunnen worden.

 

Maar om ons verhaal te besluiten. Onze Heilige Medardus brengt dus niet zo een positief weerbericht met zich mee. Maar laten we het steken op ons klimaat en niet op de heilige die zoveel slecht weer op zijn mijter wordt gestoken.

De afbeelding toont het veertiende-eeuwse beeld van de heilige Medardus uit de kerk van Vreren.

 

dinsdag 31 mei 2016

Soldaat in dienst van Venetië

In de gichten van de Tongerse schepenbank (15e eeuw – 1796) worden heel wat Tongenaren vermeld die dienst deden als soldaat. Ook zijn er tal van processtukken over het ronselen van soldaten, misdrijven door ingekwartierde troepen, opeisingen, deserteurs, enzovoort.

Het merendeel van onze soldaten was in dienst van Holland (vooral vanaf de jaren 1630), Spanje (16e-18e eeuw), Frankrijk (15e-18e eeuw) en de Duitse keizer (16e-17e eeuw). Er zijn ook enkele exoten die in dienst waren van Pruisen (18e eeuw), de Oost-Indische Compagnie (17e-18e eeuw) en tal van Duitse vorstendommen.

Eind 17e eeuw, begin 18e eeuw waren ook heel wat stadsgenoten in dienst van de prins-bisschop van Luik die toen een eigen leger had.

En dan zijn er nog de bijzondere enkelingen : Theodoor de Menten die luitenant was in dienst van Hongarije (1742), Walter Loyens die in dienst was van Engeland (1681), Franco Menten (1671) in dienst van Lotharingen

Tenslotte vonden we ook twee soldaten in dienst van de doge van Venetië, toch wel heel ver weg…

Het gaat om Hendrik Smeyers uit Tongeren (° circa 1633) die in 1657 vaandrig (lager officier) was in de compagnie van kolonel Fabri in dienst van Venetië. Zijn broer Jan Smeyers was adjunt-secretaris van de Tongerse schepenbank en later schout van de stad.

De tweede was Mathias Driesmans (zoon van Willem) die eigenaar was van twee huisjes in de Bulkerstraat en eveneens soldaat was dienst van Venetië (1648). Hij werd geronseld in Den Bosch waar hij soldaat was in dienst van Holland. Zijn broer Jan was soldaat in dienst van Spanje en was een tijdlang gelegerd in Breda.

Veroordelingen tot de galleien waren ons al lang bekend, maar Tongenaren die in dienst gingen van de doge leek toch wel heel bijzonder. Of blijkbaar toch niet… ?

Venetië was op dat moment in een felle strijd verwikkeld om gebieden in de oostelijke Middellandse Zee. Pakweg het gebied vanaf Griekenland en Kreta naar Rhodos en de Dardanellen.

Op hetzelfde moment waren de diplomaten van de Republiek in geheel (katholiek) Europa in de weer om steun te verwerven voor hun gevechten tegen de Turken.

In die periode richtte Jan Adolf de Renesse (1588-1652) voor zijn zoon Joris Jaspar de Renesse (+ 1696) een compagnie op ten voordele van Venetië. Deze familie “van Renesse van Wulven” was de Nederlandse hoofdtak van de familie de Renesse die zich door hun huwelijk met Anna van Hamal in 1474 te ’s-Herenelderen zou vestigen.

Of de familiebanden ermee te maken hadden, weten we niet. Maar vader en zoon de Renesse stuurden hun ronselaars ook naar deze streek. Met positief gevolg. Vechten namens Venetië in de Levant moet aanlokkelijk hebben geklonken. Een deel van de specerijen kwam nog langs deze weg. Er waren de verhalen van de Grote Turk, van harems, goud, … Dit trok ook beroepsmilitairen zoals de gemelde Franse kolonel Fabri aan. Deze was hoofd van een honderdvijftig soldaten in het zogenaamde regiment Negroni waarmee hij twee veldtochten in Italië deed. Veel verder gaan onze beide Tongenaren ook niet geraakt zijn. Het initiatief van de familie de Renesse draaide op een fiasco uit. Venetië kwam zijn financiële beloften niet na, het rekruteren van soldaten ging niet van een leien dakje, het transport van de troepen was een volledige mislukking…

 

Hoe het verhaal afliep?  Mathias Driesmans verdween uit de bronnen. Hendrik Smeyers keerde terug naar Tongeren en woonde in de Hemelingenstraat. Kolonel Fabri zette zijn loopbaan verder in Frankrijk en huwde in 1679. Joris Jaspar de Renesse werd ridder in de Duitse Orde, huwde nadien in 1665 Maria de Cupere en overleed in 1696. De Republiek Venetië overleefde de strijd tegen de Turken, maar werd in 1797 afgeschaft. Hun gebieden aan de Dalmatische kusten zouden voor nog veel strijd zorgen.

 

De stamboom van de familie de Renesse van ’s-Herenelderen is onder andere te raadplegen via https://nl.wikipedia.org/wiki/Van_Renesse_van_Elderen maar in het stadsarchief zijn meer uitgebreide genealogieën te vinden.

De stamboom van de familie van Renesse van Wulven is te raadplegen via http://users.skynet.be/rennes/genealogie/vanRenesse-vanWulven.htm

Het tweedelige werk “Silhouettes d’ancêtres” door graaf de Renesse en handelend over bijzondere familieleden, is eveneens in het stadsarchief te raadplegen.