Op 27 oktober 1767 verscheen Anna Maria Berendorff voor notaris van der Meer. Ze was de weduwe van Paulus Tournaye en trad op als erfgenaam van haar zoon Egidius Jacob Tournaye.
Blijkbaar was ze gecontacteerd door Frans Karel Ernsteyn, burger en koopman te Samarang (Indonesië), en Jan Godlief Rhüll, boekhouder op diezelfde plek.
Bij deze werd het overlijden van haar zoon gemeld alsook de vraag om zich als zijn moeder en bijgevolg erfgename te identificeren. Zo niet, zouden de nagelaten goederen van haar zoon, in de “kas” van de “compagnie” verdwijnen.
Verder werd ook Joannes M. Ross, koopman te Hougli, ingeschakeld die als belangenbehartiger van de overleden Tournaye had opgetreden.
Anno 1767 waren Samarang en Hougli bijna letterlijk het einde van de wereld. Daarmee dat we even stilstaan bij onze “Tongenaar in de Oost”.
Egidius Jacob Tournaye werd gedoopt in Tongeren op 23 april 1734 als zoon van Paul Leonard Tournaye (+ 1738) en Anna Maria Berendorff (+ 1773, gehuwd in 1729). Het echtpaar kreeg in totaal vier zonen en vier dochters tussen 1729 en 1737. Bijzonder was dat Egidius Jacob deel uitmaakte van een drieling (!) samen met zijn zussen Anna Maria en Maria Theresia.
Het gezin bewoonde sinds 1729 huis Het Korenvat in de Kielenstraat (huidig nummer 25) en was zeker niet onbemiddeld. Dat vader Paul Leonard Tournaye in 1738 voor het hoogaltaar van de Predikherenkerk werd begraven, is hier een bewijs van.
Egidius Jacob was niet de enige van het gezin in militaire dienst. Zijn ouder broer Jan Joseph schopte het tot kapitein (op het land weliswaar) in Hollandse dienst. Zijn jongere broer Hendrik ging ook naar de Oost. Hij vertrok in 1757 vanuit Zeeland met het schip De Baarzande naar Batavia. Het enige wat we verder van hem weten is dat hij op 15 april 1765 overleed in Batavia, nog steeds in dienst van de VOC. Dat de zonen hun heil zochten in het leger, kwam misschien door het vroege overlijden van hun vader waardoor ze hun beroepsactiviteiten elders moesten zoeken?
Een zus van hem werd begijn en zijn broer Frederik werd enkele malen burgemeester van Tongeren. Deze was ook secretaris van de schepenbanken van Oreye en Grandville en bekleedde verschillende functies in de stad. Zijn afstammelingen verwierven eind achttiende eeuw De Helm (de Casque) op de markt en in de negentiende eeuw de Sint-Jansmolen.
Egidius Jacob zelf vertrok op 24 oktober 1756 vanuit Zeeland met het schip De Oudkarspel (waar iets meer dan 300 bemanningsleden op konden) richting Batavia. Na vier maanden varen, arriveerden ze in februari 1757 na een ononderbroken reis aan de Kaap om proviand in te slaan. Daar verbleven ze meer dan een maand om vervolgens, na opnieuw drie maanden onafgebroken varen, op 10 juni 1757 aan te komen in Batavia. Bij zijn in dienst treden was hij korporaal.
Tijdens zijn dienst bij de VOC, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, was hij blijkens de vraag aan zijn moeder gestationeerd in Hougli en Samarang. Hougli (Chinsura) was vanaf 1632 een belangrijke handelspost van de VOC in Bengalen (nu Bangladesh). Er werd katoen, hennep en zijde, maar ook opium verscheept. Vanaf 1759 was er een inkrimping in de handelspost en in 1795 werd ze gesloten. Samarang was vanaf 1678 onder controle van de VOC en werd de hoofdstad van midden-Java (nu Indonesië). In de streek werd vooral tabak geteeld.
Hij trad uit dienst op 5 juli 1766 als “vrijburger” maar lang heeft hij hier niet van kunnen genieten. Hij moet bijna onmiddellijk overleden zijn als we lezen dat de notariële akte van zijn moeder in oktober 1767 werd opgesteld en dat een brief bijna een jaar onderweg was.
Hij was trouwens niet de enige Tongenaar die we op de scheepslijsten of in andere bronnen tegenkomen. Recent kwamen we nog de naam tegen van Willem Loix die in 1721 meereisde met De Nieuwvliet vanuit Zeeland en in 1743 met De Bosbeek vanuit Amsterdam tijdens welke reis hij overleed. En zo zijn er nog tientallen Tongenaren die hun geluk op duizenden kilometers hier vandaan zochten.
Dat gekozen werd voor reizen naar Oost-Indië is niet ongewoon. Met de nabijheid van Maastricht was hier een recruteringsgebied. Terwijl in de zeventiende eeuw op avontuur beluste jongemannen kozen om in dienst te treden van Frankrijk en Spanje (om bijvoorbeeld tegen de Turken te vechten), komen we hen in de achttiende eeuw vooral tegen in dienst van Luik (uiteraard), Oostenrijk en vooral de Nederlanden. Gezien dat de producten uit de Oost steeds meer ingeburgerd geraakten, maar dat er nog steeds gigantische winsten waren te rapen, moet een reis naar het Verre Oosten heel aanlokkelijk zijn geweest. De verhalen van de even gigantische sterfteaantallen door ziekte hadden hen waarschijnlijk niet bereikt…
Opvarenden van de VOC kan je zoeken via http://vocopvarenden.nationaalarchief.nl/default.aspx
Meer informatie over de VOC is te vinden via http://www.voc-kenniscentrum.nl/ en https://nl.wikipedia.org/wiki/Vereenigde_Oostindische_Compagnie
Over de reis naar het Oosten http://www.ethesis.net/adriaensen/adriaensen_deel_II_hfst_2.htm en http://www.vocsite.nl/geschiedenis/navigatie.html