Naar aanleiding van de blog van gisteren over een brand in Rutten in 1767, werd de vraag gesteld wat een ‘redemptiedorp’ is.
De naam werd gebruikt voor de dorpen Falais (deelgemeente van Braives), Hermal (deel van Oupeye), Rotem (deel van Dilsen-Stokkem), Mopertingen (deel van Bilzen), Paifve (deel van Juprelle) en de Tongerse dorpen Rutten en Nerem.
Vanaf de dertiende eeuw tot 1785 was er over deze acht dorpen heel wat discussie met als gevolg heel wat processen maar ook militair ingrijpen.
Het hele verhaal begint in 1202 toen de Duitse keizer Otto IV de acht genoemde dorpen afstond aan hertog Hendrik I van Brabant. De Luikse prins-bisschop verzette zich echter hevig tegen deze schenking. Op die manier kreeg de hertog van Brabant immers gebieden in de rechtstreekse omgeving van Luik.
De hertogen van Brabant (voordien graven van Leuven) waren al langer in conflict met Luik. Het welvarende Brabant zocht gebiedsuitbreiding en botste in het westen tegen het graafschap Vlaanderen, ten noorden Holland en ten zuiden Henegouwen. Daarmee dat Brabant zijn zinnen zette op de oostelijke gebieden : Loon, Luik en Limburg.
Het conflict dat zich afspeelde in de dertiende en veertiende eeuw werd ook wel de Luiks-Brabantse Oorlog genoemd. De oorlog begon in 1204 met het beleg van Maastricht (waarbij Luik en Loon een strafexpeditie begonnen tegen de hertog van Brabant om diens groeiende invloed in Maastricht in te perken). Op dat moment was Maastricht trouwens een zogenaamde tweeherigheid, verdeeld tussen de bisschop van Luik en de hertog van Brabant.
Hoogtepunt in de oorlog werd de plundering van Luik in 1212 en voor ons in Tongeren de dramatische plundering van de stad in 1213 (die de aanleiding was voor de bouw van de middeleeuwse stadsmuur). Het conflict eindigde in 1378 met het zogenaamde ‘bestand van Booienhoven’.
Zo werd er beslist dat de inwoners van de acht genoemde dorpen (en dus ook Nerem en Rutten) hun veiligheid moesten afkopen van zowel Brabant als Luik. In het Latijn betekent afkopen ‘redimere’ en vandaar ook het woord ‘redemptiedorpen’. Dit hield bijvoorbeeld in dat de dorpen moesten bijdragen aan het Brabants garnizoen in Maastricht.
Met het bestand van 1378 was de hele discussie echter niet gedaan. Het hertogdom Brabant ging over naar de Bourgondiërs en later de Habsburgers. Tot de zeventiende eeuw werd het conflict verder uitgevochten voor de rechtbanken. Maar door het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën (een afscheuring van de Habsburgse, Verenigde Nederlanden door de godsdienstoorlogen) eisten zij de rechten op die de hertog van Brabant vroeger had uitgeoefend.
Het was nog wachten tot 1785 tot er een definitief akkoord werd gesloten. In het verdrag van Fontainebleau werd afgesproken dat de redemptiedorpen zouden worden overgedragen aan de Verenigde Provinciën (Nederland). Dat verdrag betekende het einde van de zogenaamde ‘Keteloorlog’ (de naam verwijst naar het feit/legende dat enkel een soepketel als ‘dodelijk’ slachtoffer te betreuren was). Keizer Jozef II probeerde tijdens die oorlog om de blokkade van de Schelde te doorbreken tegen de Nederlanders (die gesteund werden door Frankrijk en Pruisen). Het verdrag bevestigde de sluiting van de Schelde, waarvoor de keizer een schadevergoeding kreeg. Een deel Staatse gebieden werden afgestaan aan de Duitse keizer en dus ook omgekeerd.
De dorpen werden vanaf dan met de Elf Banken van Sint-Servaas Staats-Brabant. In 1795 werden de dorpen door de Bataafse Republiek afgestaan aan Frankrijk en bij de Franse departementen in onze streek gevoegd.
Het hele verhaal brengt ons zo bij de vraag wat de relatie met de andere dorpen in Tongeren was, wie de eigenlijke (beroemde!) heren van Nerem-Paifve waren (want dat was vroeger één heerlijkheid en vormde een parochie met Vreren, Diets-Heur en Wihogne) en wat die Elf Banken van Sint-Servaas waren… Maar zoals dat in de verhaaltjes gaat, is dat voor een volgende keer.