Afgelopen week werd ons gevraagd hoeveel mensen er vroeger in Tongeren woonde. Een moeilijke vraag want we beschikken pas vanaf het midden van de zeventiende eeuw over tellingen. Dat zijn dan de zogenaamde haardtellingen die per huis een overzicht geven hoeveel vuurplaatsen er aanwezig zijn. Op basis daarvan werden belastingen betaald. Deze gegevens beginnen in 1666.
Vanaf de achttiende eeuw gebeurden er meer tellingen. Niet enkel van huisgezinnen, maar ook van het aantal paarden per gezin, het aantal wapens, het aantal communicanten in een dorp, enzovoort. Gronden werden geteld, wegen, op sommige plekken zelfs het aantal bomen. De wereld werd gekwantificeerd. En de reden daarvoor was bijna steeds hetzelfde : meten omwille van economische en financiële redenen.
In Tongeren is het bijvoorbeeld niet toevallig dat de eerste statistische gegevens opduiken vanaf het midden van de zeventiende eeuw.
De stad had toen veel te lijden onder oorlogen, hoewel het ergste nog moest komen in de tweede helft van de zeventiende eeuw met de Frans-Hollandse Oorlog (1672-1679), de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en nadien de Spaanse Successieoorlog (1701-1713).
Door de vele opeisingen en inkwartieringen, de vernielingen en de slechte economische toestand raakte de stadskas failliet. Er moest massaal geleend worden bij (voornamelijk) rijke burgers en vele gemene (openbare) gronden en goederen werden verkocht. Hele gebieden langs de Jeker en rond de stadsomwalling kwamen zo in particuliere handen. Belangrijke families haalden hier hun fortuin uit zoals ze dit ook deden met het leveren van voedselproducten (graan, bier, …) in oorlogstijd.
Maar om terug te komen op de vraag of we weten hoeveel inwoners Tongeren in het verleden telde, keren we even terug naar de gegevens die voorhanden zijn.
De eerste schatting die opduikt, want we gaan dit nooit zeker weten, is voor Romeins Tongeren in de tweede eeuw. Afgaande op de grootte van de stad, archeologische vondsten en een berekening op basis van de aanwezige infrastructuur, worden schattingen gedaan van een inwonersaantal van 20 à 30.000. Een behoorlijke grote stad bijgevolg…
Daarna blijft het lange tijd onmogelijk om het aantal inwoners te schatten. Voor de 6e-7e eeuw werd zelfs gedacht dat Tongeren helemaal verlaten was, hoewel de recente opgravingen hebben aangetoond dat dit niet zo is. De vraag van continuïteit in bewoning lijkt dan ook opgelost te zijn, zonder dat we een uitspraak kunnen doen over aantallen.
De stad bloeit op vanaf de elfde eeuw, we hebben meer bronnen vanaf de twaalfde eeuw en vanaf de dertiende eeuw kunnen we de ontwikkeling van de stad goed documenteren. Tot de Bourgondische Oorlogen en de plundering van de stad in de jaren 1460 was Tongeren één van de belangrijkste steden in het prinsbisdom Luik. De stad bloeide dankzij de lakennijverheid, was een zeer belangrijk handelscentrum met internationale contacten en herbergde verschillende refugiehuizen van instellingen en adellijke heren.
Schattingen gaan uit van een 8 à 10.000 inwoners op dat moment. De Bourgondische Oorlogen brachten echter een kentering teweeg. De refugiehuizen werden verlaten en we zien Tongerse handelaars vertrekken richting het Antwerpse en de Noordelijke Nederlanden.
De zestiende eeuw zorgde niet voor veel beterschap met de Spaanse invallen, de internationale oorlogen, nieuwe pestepidemies en de godsdienstoorlogen. Begin zeventiende eeuw herleefde de stad om vanaf het midden van die eeuw een economische crisis te ondergaan. Doodsteek voor het geroemde middeleeuwse Tongeren was de Frans-Hollandse Oorlog met zeer grote vernielingen in 1673 en 1677. Tijdens die oorlog raakten meer dan 600 van de ongeveer 850 huizen in de binnenstad vernield of zwaar beschadigd. Veel mensen trokken weg, maar anderzijds waren er ook veel nieuwkomers.
Stilaan werd de stad heropgebouwd, maar tot ver in de negentiende eeuw waren er nog steeds “afgebrande plaatsen” terug te vinden. Pas in die eeuw kwam het inwonersaantal ook terug op dat van voor de Frans-Hollandse Oorlog.
Vanaf de negentiende eeuw is het inwonersaantal bovendien ook exact terug te vinden. De heffing van belasting, kiezerslijsten, het kadaster, … het volledige overheidsapparaat werd professioneler en beschikte over steeds meer volledige kwantitatieve gegevens.
Toen we jaren geleden een werk schreven over de socio-economische geschiedenis van de stad met aandacht voor economische golfbewegingen, vonden we per toeval een interessant archiefstuk (daterend uit 1986) terug dat ook nu nog een antwoord biedt op de vraag van het inwonersaantal.
Twee mooie grafieken duiden, volledig wiskundig correct met aandacht voor reële, lineaire en kwadratische weergaven, een mooi beeld van de bevolkingsevolutie in Tongeren.
De grafieken beginnen niet toevallig in 1575-1585, de periode waarin we over de eerste bevolkingsgegevens (parochieregisters en Luikse cijnsregisters) beschikken en lopen tot enerzijds 1795 (Franse Tijd) en 1965 (net voor de eerste fusiegolf en de uitwisseling van gebieden omwille van de taalkwestie).
Op de grafieken is heel duidelijk de invloed van oorlogen, epidemies en economische crisissen te zien, maar ook periodes van herstel en heropleving.
In ieder geval is goed te zien – de bevolkingsaantallen kan je zelf aflezen op de grafieken – in welk een dieptepunt de stad terecht kwam vanaf het midden van de zeventiende eeuw en hoelang het duurde alvorens Tongeren uit die diepe put kon kruipen.
Het hele verhaal wordt nog boeiender wanneer ook sterftepercentages en –oorzaken erbij worden betrokken, oogst- en tiendopbrengsten, jaren van inkwartieringen en opeisingen, enzovoort.
Kwantitatieve gegevens krijgen op die manier iets persoonlijks en menselijks.
Of hoe een “simpele” grafiek een heel verhaal kan vertellen.