We maken er deze week een drieluik van over Maaseik… Vandaag een beetje meer uitleg over een bijzondere akte uit de registers van de Tongerse schepenbank.
In 1687 vraagt facteur Fabri van Maaseik om meer informatie over een zekere Elisabeth van den Grendel uit Tongeren. Zij was gevangen genomen in Maaseik op verdenking van diefstallen en “krakeel”. En om haar te laten bekennen wil de schout van Maaseik haar op de pijnbank leggen.
Het was echter de gewoonte dat er over gekende misdadigers meer informatie werd ingewonnen op hun vorige plek van verblijf of hun geboorteplek. En zo werd in 1687 de vraag gesteld in Tongeren of ze meer konden vertellen over Elisabeth van den Grendel.
Het antwoord was zeer duidelijk : laat het arme kind met rust. Ze is zwakzinnig en het heeft geen zin om haar op de pijnbank te leggen.
Verschillende Tongenaren leggen “bekentenissen” af over de zwakzinnigheid van Elisabeth. Maar het dossier sleept blijkbaar aan en in april 1687 begeeft Simon van Bloer (lid van de stadsmagistraat van Tongeren) zich naar Maaseik om het voor Elisabeth op te nemen. Ook hij verklaart dat ze “een sotte en dwaese persoon” is, die al sinds lang ziek is.
Dit document geeft een kleine kijk op hoe met geesteszieken werd omgegaan. Tot de twintigste eeuw was het de gewoonte “zwakzinnigen” weg te steken. Dikwijls ver weg te steken en er over te zwijgen. Een mooi voorbeeld is de familie van burgemeester Lambert Hyacinth van der Meer van Tongeren wiens zus (we spreken nu over circa 1800) letterlijk werd doodgezwegen. De familie van der Meer was gepassioneerd van genealogie, heraldiek, familiegeschiedenissen, enzovoort. Er is een uitgebreid archief van hen bewaard, etc. Maar over het zwakzinnige familielid, weggestopt in een instelling in Maastricht, wordt niet gerept.
En zo verging het ook andere zwakzinnigen. Ook zieken zoals melaatsen werden buiten de stad gebracht (de zogenaamde levende doden omdat hun familie afscheid van hen had genomen). Zwakzinnigen daarentegen werden als kinderen van God gezien, maar men had hen liever toch niet in de stad. Zeker welgestelde families zorgden ervoor dat een zwakzinnig familielid in een “dolhuis” terecht kwam (bijvoorbeeld in Maastricht of Luik).
Een ander voorbeeld is Arnold van Driesch, man van Gertrudis Vlasvloer die op de Vlasmarkt woonde (18e eeuw). Hij werd bij de Cellebroeders van Sint-Truiden ondergebracht en zijn vrouw nam zijn zaken waar. Uit onze uitgebreide archieven zijn dit enkele van de zeer weinige voorbeelden die we hebben over geesteszieken.
Het straffen van hen, verbannen, … werd als een gewone zaak beschouwd. Enkel de personen die nog nuttig waren voor de maatschappij kregen een zekere ondersteuning van de Armentafel. Pas in de negentiende eeuw zou er meer aandacht gegeven worden aan ziektepatronen, medicatie, etc.
We weten niet hoe het Elisabeth van den Grendel verder gegaan is. Vermoedelijk werd ze verbannen uit Maaseik.
Uit de parochieregisters blijkt dat ze waarschijnlijk in 1643 in Tongeren gedoopt werd als dochter van Simon van den Grendel die in de Muntstraat woonde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten