dinsdag 26 januari 2016

Over een oud huis in de Hondstraat

Een tijdje terug vroeg iemand in de Gasthuiskapel naar een bepaalde woning, of beter gezegd twee woningen, die staan afgebeeld op het schilderij De Brand van Tongeren.

Het schilderij, dat de grote stadsbrand in augustus 1677 voorstelt, hangt in de kapel sinds de heropening als toeristisch kantoor.

Opvallend aan het schilderij is dat de panden die meer helder geschilderd zijn, de brand overleefden. En dat omgekeerd de meer vaag geschilderde panden verloren gingen in de brand. Bij het schilderij hangt enige historische uitleg en er staat ook aangeduid welke de belangrijkste of meest zichtbare panden op het doek zijn.

Net rechts van het Munthuis springt een pand in het oog dat wel lijkt op een zeventiende-eeuwse Jezuïetenkerk, met het typische gekrulde fronton. Toen de teksten werden geschreven over het schilderij stonden we niet stil bij dat pand, gewoonweg omdat er nooit iets over bekend geraakt is. En dat terwijl we enkele jaren terug geprobeerd hebben de huizen die afgebeeld staan op de Brand van Tongeren op een kaart te situeren en waarbij we het pand ook konden identificeren.

Althans dat dachten we toch. Want iets meer rechts van het pand is nog een trapgevel te zien en rechts daarvan is een langwerpig bakstenen pand te zien.

In ieder geval was de conclusie dat één van die panden de oude vakschool in de Hondstraat was. Na heel was “discussie” met collega en stadsgids Stéphane Nijssen kwamen we (voorlopig) tot de conclusie dat de trapgevel die zichtbaar is op het schilderij “De Brand van Tongeren” overeen moet komen met de trapgevel aan de oude vakschool en dat links ervan de plek is waar het gebouw van de bogen stond… Waardoor het indrukwekkende barokke gebouw links en het langwerpige gebouw ons voorlopig onbekend blijven…

Maar we beginnen bij onze oudste gegevens en zullen eindigen met de recente geschiedenis en de ligging van het huis.

 

De oudste vermelding van het huis is in 1360 toen het vermeld werd in een cijnsregister van het OLV-kapittel. Het pand is dan eigendom van Elisabeth (of Maria) van Oborne, dochter van ridder Jan van Oborne en Maria van Rulant-Hozemont. Ze overleed op 28 maart 1366 en werd in de OLV-kerk begraven met haar echtgenoot, ridder Walter van Betho. Het huis was toen blijkbaar in gebruik door Jan Bottart en Jan Cleinwouters. Het echtpaar Betho-Oborne had zeker twee zonen. In het cijnsregister staat vermeld “Oborn de Tille”. Tille is het Vlaamse woord voor Thys waar de familie van Eynatten (zie hieronder) heer van was.

De volgende eigenaar die we kennen is ridder Theobald van Eynatten uit Obsinnich, heer van Amstenraed (zoon van ridder Jan van Eynatten en Joanna van Neubourg) die gehuwd was met Catharina van Mulken (dochter van ridder Willem van Mulken, gezegd van Widooie, en Catharina van der Masen). Maar we hebben geen idee hoe de relatie Betho-Oborne-Thys was. Dat het pand afkomstig is van de familie van Betho lijkt mogelijk.

Na Theobald wordt het geërfd door diens zoon, ridder Herman van Eynatten (+ 21 augustus 1505 te Maaseik, begraven in Aarschot) die in 1484 gehuwd was met Isabella van Aarschot-Schoonhoven (+ 1531), dochter van Hendrik van Aarschot-Schoonhoven en Judith van den Edelbampt (deze laatste familie was afkomstig uit Alt-Hoeselt/Tongeren).

Herman van Eynatten was trouwens broer van de bekende geestelijke Jan van Eynatten https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_van_Eynatten Een ander broer, Hendrik, wordt bovendien in de jaren 1570 vermeld als lid van de Tongerse rederijkerskamer. In diezelfde periode worden vaak Jan en Lodewijk van Tille vermeld in de gichten van de schepenbank. Vermoedelijk zijn zij de vereenzelvigen met leden van de familie van Eynatten (bastaardtak).

Het is hun zoon, ridder Lodewijk van Eynatten (+ 1565, begraven te Thys) die de volgende eigenaar is. Hij was in 1533 gehuwd met Isabella van Jamaert (+ 1587, begraven te Thys), dochter van ridder Hendrik van Jamaert en Elisabeth van Daelhem.

In 1583 is het huis eigendom van jonker Willem de Lamboy (+ 1585) als weduwnaar van Elisabeth van Eynatten-Thys (+ 1579). Hij was de zoon van Gundolf van Lamboy en Maria van Blitterswijk.

In 1613-1647 is het huis eigendom van Arnold Witten, schepen en meermaals burgemeester van Tongeren.

In 1654-1680 is het huis eigendom van Andries Vaes en vervolgens van zijn weduwe en erfgenamen.

In 1739-1759 wordt raadsheer de Vaes uit Brussel als eigenaar vermeld. Deze laat het beheer van het pand over aan zijn zus, Margaretha Josephina de Vaes, meesteres van het Tongerse begijnhof. Dit onder voorwaarde dat wanneer hij in Tongeren is er kan logeren en zijn paarden kan stallen. In die periode wordt het pand verhuurd aan EH Jan Andries Janssens, pastoor van Mulken, en vervolgens aan baron Joseph d’Everlange de Witry, kanunnik van OLV. In 1773 worden er uitvoerige herstellingen aan het schrijnwerk uitgevoerd (nieuwe deuren, vensters, dak, …).

Meesteres de Vaes is ondertussen eigenares geworden van het pand, maar laat het zelf via erfenis aan haar neefje ridder Jan Libert de Vaes uit Brussel. In eerste instantie verkoopt hij het huis in 1785 aan notaris Robert van Bloer. De verkoop wordt echter nietig verklaard en het pand wordt toegewezen aan Maria Anna de Steghen, weduwe van Hendrik de Saren, die het op dat moment huurde. Zij zijn trouwens directe verwanten van de familie die toen het Munthuis bewoonde. Het Munthuis was op het einde van de achttiende eeuw in verval, maar dit pand absoluut niet gezien de gigantische verkoopprijs van 6.000 gulden!

Na haar dood verkopen kanunnik Hendrik de Saren en ridder Peter Damiaan de Bosse als man van Maria Anna de Saren hun deel in dit huis aan hun broer en schoonbroer Michel de Saren.

In 1793 verkoopt de familie de Saren het pand dan alsnog aan Robert van Bloer die het bijna tien jaar eerder ook al had proberen te verwerven. Het pand blijft in de eerste helft van de negentiende eeuw zijn woonplaats en nadien wonen zijn dochters er. Het pand was toen nog steeds een zeer luxueuze residentie.

Midden negentiende eeuw wordt het huis gekocht door advocaat Lodewijk August Perreau en diens vrouw Maria Elisabeth Hougaerts. Perreau werd in 1804 geboren in Maastricht en vestigde zich in 1832 als advocaat in Tongeren. Van 1872 tot 1875 en van 1879 tot 1884 was hij burgemeester van Tongeren. Hij overleed in dit huis op 12 maart 1890. Zijn echtgenote was vijf jaar eerder overleden.

Zijn kinderen bewonen het pand nog even waarna ze naar Laken verhuizen. Het gebouw wordt vervolgens op 15 juli 1891 verkocht aan “schoolmeester” Christiaan Ramaekers en vervolgens op 11 november 1893 aan Joseph en Prosper Delvoie.

De familie Delvoie schenkt het pand vervolgens in 1809 aan de Volksbond Sint-Maternus. Volgende belangrijke stap was in 1913 de oprichting van een vakschool op initiatief van EH Emiel Delvoie. De lessen begonnen op 1 december van dat jaar. In totaal waren er vijfendertig leerlingen die kozen voor hout- of metaalbewerking.

De ambachtsschool werd in 1967 doorverkocht aan het stadsbestuur. Een volledige beschrijving van de gebouwen van toen is bewaard gebleven.

Na het sluiten van de school, waren hier onder andere de technische dienst en financiële dienst van de stad in gehuisvest alsook de politierechtbank. Maar het pand was ondertussen heel bouwvallig geworden. Midden jaren 1980 was er heel wat heibel over. Enerzijds was er het Vlaams Gewest die het pand wilde laten beschermen en anderzijds het stadsbestuur dat het pand wilde herbestemmen. Na heel wat brieven die heen en weer gestuurd werden, trok de burgemeester aan het langste eind. Hij liet het pand een gevaar voor de openbare veiligheid verklaren en omdat het nog niet beschermd was, werd de sloopvergunning afgeleverd.

We eindigen met een beschrijving van het pand uit 1987 : “Het in kern 17e-eeuwse haakse gebouw, gekenmerkt door het volume en het steile, gebogen dak heeft op het einde van de 18e – begin 19e eeuw een laat-classicistische ordonnantie gekregen met de typische, rechthoekige muuropeningen in vlakke, hardstenen omlijsting… De achteruitliggende vleugel is een merkwaardig voorbeeld van Maasstijl met de typische mergelstenen afwerking van de vensters. Het gallerij-element vindt men in een gelijkaardige uitwerking, doch volledig behouden terug in het stadhuis van Borgloon, dat dateert van 1668-1680.”

In 1989 werd met de afbraak gestart en werd tevens een ondergrondse parking aangelegd. Maar hiermee eindigt het verhaal van dit bijzonder pand echter niet.

In 1989-1990 begonnen de archeologische opgravingen. Er werden paalsporen gevonden uit de vroegste, Romeinse, geschiedenis van Tongeren. Verder werd een hypocaustum aangetroffen en een zeer mooie mozaïek die in het Gallo-Romeins Museum te zien is. En verder werd er ook een middeleeuwse waterput aangetroffen met 17e en 18e-eeuws materiaal (vermelding door Stéphane Nijssen). Het rapport werd in 1992 uitgegeven door Alain Vanderhoeven in “Archeologie in Vlaanderen”.

 

Geen opmerkingen: