Vorige maand maakte Nico Olislagers ons een dossier over dat afkomstig is uit het gemeentearchief van Nerem. Het gemeentearchief van Nerem, zowel voor wat betreft het Ancien Régime (periode voor 1797) en van de latere gemeente (1797-1976) is nochtans heel uitgebreid. Maar blijkbaar duiken er toch nog regelmatig stukken op.
Het dossier bevat merendeel stukken uit het begin van de negentiende eeuw (Franse en Hollandse Tijd) en bevat heel wat bevolkingsgegevens. Het register is interessant genoeg om een aantal delen meer in detail te bespreken.
Een interessant document is een lijst van inwoners, opgelijst per gezinshoofd en met vermelding van hun beroep en aantal huisbewoners boven de vier en onder de vier jaren. Doel was het opmaken van een belastingslijst of “rol van admodiatie voor accijns op het gemaal”. De lijst werd opgemaakt in 1828 en vormt een mooie overgang tussen de eerste bevolkingsregisters van 1846 en de oudere lijst van 1798. Zo zien we dat Nerem 94 gezinshoofden telde, dat Willem Jaddoulle molenaar was en Simon Poisket de naastgelegen houtzagerij uitbaatte. Of dat er nog geen pastoor was in Nerem (de kerk hing nog af van Vreren) en dat het grootste gezin dat van landbouwer Jacob Renwart was met veertien gezinsleden…
Verderop in het dossier lezen we dat de gemeente Nerem op 10 februari 1814 een levering heeft gedaan aan de “Russische voorposten” (van het Napoleontische leger) : 160 pond vlees, 160 pond brood, 10 pond zout, 26 kannen brandewijn, 1.800 pond hooi, 60 vaten haver en 55 bussels stro en dat alles voor een waarde van 160 gulden. De verklaring werd ondertekend door burgemeester Jean Graindorge van Nerem. De gemeente leverde blijkbaar niet enkel goederen, maar had ook te maken met heel wat inkwartieringen waarbij ze ook voor de kosten moesten opdraaien : inkwartiering van 197 man in juli 1814, leveren van twee koetsen voor een kolonel voor transport richting Luik, beslaan van paarden voor troepen, logement van 100 man Pruisische troepen, enzovoort.
Verder lezen we onder andere ook wie de zeven jongens waren die vrijgesteld werden van militie omdat ze enige zoon waren, een broer in dienst hadden of een handicap hadden.
Tussendoor zien we dat de gemeentekas niet altijd even goed gevuld was en dat er werk moest gemaakt worden van het innen van achterstallige renten. De fragmenten van begrotingen, rekeningen, lijsten van gronden en renten, enzovoort geven een goede kijk op de financiën van Nerem in het begin van de negentiende eeuw. Daarop aansluitend zijn er ook tal van verpachtingen in het dossier terug te vinden want de gemeente had nog een uitgebreid grondbezit, voornamelijk bossen en weiden. Zulk een verpachtingslijst werd in 1806 ondertekend door L. Martin, “maire” van Nerem.
De slechte toestand van de financiën had voor een deel te maken met het feit dat de gemeenteontvanger langdurig afwezig was hetgeen tot heel wat discussie leidde in de gemeenteraad. Ook de stukken daarover zijn bewaard gebleven. We zitten dan in het jaar 1824.
In een stuk uit 1825 lezen we dat dit trouwens niet de enige nalatigheid was. De Jeker moest zeer dringend gereinigd worden want dit was al lang niet meer gebeurd en zorgde voor wateroverlast en berokkende schade aan de molen.
Een beetje teruggaand in de tijd vinden we een stuk terug waarin de gemeente de oude tiendschuur verwerft (locatie tegenover de huidige kerk) om er een gemeentehuis en school in te richten. Dat gebeurde in het jaar 1808.
De lijst met kiesgerechtigden uit het jaar 1824 is dan weer interessant voor groot-Tongeren. Alleen jammer dat van de 48 kiesgerechtigden er niemand uit Nerem is.
Hierop volgen tientallen brieven uit de jaren 1810 en 1820 die ons meer vertellen over de financiën en het bestuur van de gemeente, de relatie met de kapelaan, de werking van de school, enzovoort. Het overzicht van uitgaven door de gemeente (bijvoorbeeld voor herstellingen aan wegen en bruggen) is ook zeer boeiend.
Tenslotte een laatste stuk dat we vermelden is een overzichtstabel betreffende de school van Nerem. Hierin lezen we dat Nerem in 1826 392 inwoners telde en dat er 25 jongens, 27 meisjes en 16 armenkinderen school liepen.
Het dossier eindigt met het zogenaamde “Reglement of het bestuur ten platten lande” uit 1825 dat de bestuurlijke organisatie van de gemeente regelde.
Of om te besluiten. Met deze archiefbundel zijn we heel wat informatie rijker geworden om de overgang te documenteren van een gemeente uit de feodale naar de moderne tijd.
Bedankt Nico.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten