vrijdag 9 januari 2015

De collectie Charles Thys (2) : onderwijs



Behalve de collectie boeken en overdrukken bevat de verzameling van Charles Thys heel wat stukken over het Tongerse onderwijs in de tweede helft van de negentiende eeuw.
Het gaat in totaal om negentig stukken uit de periode 1833-1890. Ze kunnen onderverdeeld worden in (huishoudelijke) reglementen, studieprogramma’s, prijsuitreikingen en uitnodigingen daarvoor en uitnodigingen voor vergaderingen. De stukken betreffen alle onderwijsinstellingen in Tongeren, gaande van de bewaarschool tot de gemeentelijke scholen, het OLV-college, de Sint-Maternusschool van de paters Jozefieten, maar ook de tekenschool en de muziekschool.
De verzameling vormt een welkome aanvulling op de onderwijs gerelateerde archieven die in het archieffonds van de stad worden bewaard. Deze laatste betreffen voornamelijk financiële stukken, personeelszaken, aanwezigheidslijsten van leerlingen en medisch schoolonderzoek…

Tongeren had vóór 1850 slechts één instituut dat onderwijs regelde en dat was de gemeente, gaande van de bewaarschool tot het middelbaar onderwijs. Voor 1800 waren er in Tongeren wel een Latijnse School gevestigd in de Muntstraat, was er ook beperkt gemeentelijk onderwijs en twee kloosterinstellingen van zusters voorzagen een papschool.
Aan het middelbare stadscollege werd al voor 1840 een beroepsafdeling verbonden. Door de wet van 1 juni 1850 kreeg het middelbaar onderwijs echter een wettelijk kader. Net zoals in Maaseik en Sint-Truiden werd te Tongeren een Rijksmiddelbare School opgericht die echter wel werd verbonden met het stadscollege. Deze school was op dat moment ook de enige in Limburg met een internaat. De katholieke invloed op deze instellingen was zeer gering, waardoor ook geijverd werd voor meer katholiek getint onderwijs. Een jaar later, in 1851, werd dan ook het OLV-college opgericht onder impuls van EH Robyns. Dit ging echter al in 1854 samen met het stadscollege en de Rijksmiddelbare School.
De wet van 15 juni 1881 – de schoolstrijd woedde van 1878 tot 1884 – verbeterde de kwaliteit van het onderwijs en de organisatie, maar wilde ook voor een groei van het aantal onderwijsinstellingen zorgen. Vooral de oprichting van rijksscholen werd door de liberale regering gestimuleerd. In Limburg zien we echter het tegenovergestelde. In die periode kwamen er namelijk meer katholieke instellingen bij dan rijksinstellingen. Zo werd in 1881 het Atheneum opgericht (Maastrichterstraat), maar verdween het stadscollege. Een andere katholieke concurrent was al in 1879 opgericht, namelijk het Sint-Maternuscollege onder leiding van de paters Jozefieten. Dit werd echter al in 1894 opgeheven, maar wel meteen vervangen door een bisschoppelijk college. Ondertussen hadden ook de Grauwzusters een papschool geopend en tenslotte werd in 1897 de eerste steen gelegd van het OLV-college aan de Sint-Truidersteenweg.
Voor de meisjes was al jaren daarvoor, in 1864, een lagere school opgericht door de Dames Benedictinessen in de Sint-Jansstraat. Zij bouwden nadien ook een pensionaat en voorzagen later ook in middelbaar onderwijs voor meisjes.
Verder werd in de negentiende eeuw een tekenschool ingericht. Dit gebeurde vanaf 1829 door ingenieur Jan-Jacob Gerardot de Sermoise. Hij kreeg de feestzaal van het stadhuis ter beschikking. De daaropvolgende jaren verhuisde de school verschillende keren om uiteindelijk in 1867 terecht te komen aan de Dennekesgraaf (het huidige KBC-gebouw). Zij bleven hier tientallen jaren gevestigd om nadien te verhuizen naar de huidige locatie in de Sacramentstraat.
De muziekschool ontstond in 1859 op initiatief van Romain Nihoul. De lessen gingen door in het Casino aan Sint-Truidersteenweg. In 1867 nam de stad de organisatie over, maar de lessen bleven doorgaan in Casino wat de aanleiding voor Concordia was om in 1876 met een eigen muziekschool te beginnen onder leiding van Edmond Jaminé. Door de aanstelling van Adrien Honhon als directeur van de stedelijke muziekschool in 1881 ontstond een verwevenheid met Concordia omdat hij daar ook directeur van was. Uiteindelijk sloot de stedelijke muziekschool zijn deuren in 1904. De beide muziekmaatschappijen verzorgden vanaf toen hun eigen opleidingen. Een stedelijke muziekopleiding werd vele jaren later verbonden aan de Stedelijke Kunstacademie…
In de twintigste eeuw was er terug meer ruimte voor stedelijke initiatieven inzake onderwijs en werd er ook meer gespecialiseerd in beroepsopleidingen, maar daar wijden we nu niet verder over uit.


Geen opmerkingen: