maandag 28 november 2016

Landkaarten in het Staatsarchiv van Marburg

De laatste jaren is heel wat nieuw kaartmateriaal over Tongeren en de omgeving opgedoken. We zijn zelf al een tiental jaren op zoek in Franse en Nederlandse archieven, hetgeen al heel mooi materiaal heeft opgeleverd. http://archief3700.blogspot.be/2016/02/scherpenberg-en-overhaem.html en http://archief3700.blogspot.be/2016/02/koninksem-en-plinius.html Deze zoektocht heeft al enkele tientallen mooie kaarten opgeleverd.

Maar ook dankzij verschillende digitaliseringsprojecten is online steeds meer archiefmateriaal terug te vinden. Afgelopen vrijdag maakte Julien Daenen van de geschiedkundige kring van Riemst ons nog attent op een project van het Staatsarchief van Marburg www.digam.net Dit archief is onder andere bevoegd voor de Duitse deelstaat Hessen en bewaart ook het historisch archief van de landgraafschappen van Hessen. Vooral de legers van landgraaf Karel van Hessen-Kassel (1654-1730) waren in onze streek actief. Vandaar dat in hun archief nog kaarten van de omgeving zitten.

woensdag 23 november 2016

Herman Portmans, soldaat in dienst tegen den Turck (1599)

Doorheen de eeuwen zijn heel wat Tongenaren in dienst geweest van vreemde legers. Over enkele “exotische” soldaten hebben we het eerder al gehad http://archief3700.blogspot.be/2016/05/soldaat-in-dienst-van-venetie.html en http://archief3700.blogspot.be/2016/02/een-tongenaar-in-de-oost.html

Zelden vernemen we echter hoe het met hen ging. Ofwel duiken ze na verloop van tijd terug op in Tongeren ofwel verdwijnen ze uit de archieven. Heel wat soldaten bleven ook in hun garnizoenstad zoals bijvoorbeeld een telg uit de familie van den Bosch http://www.marres.nl/kwartierstaat-marres.htm

Dat zijn de feiten die we in de bronnen tegenkomen. Over de oorlog zelf, de honger en het afzien wordt gezwegen…

 

Toevallig vonden we in het archief van de schepenbank van Tongeren (26 februari 1599) een brief van Herman Portmans, zoon van wijlen Lambert en Agnes van Sprolant, die soldaat was in dienst van de keizer in de veldtocht tegen de Turken. Hij was “cranck ende pover” blijven liggen in Brunswijk (Braunschweig) in Duitsland. Hij zond de loopbode van daar naar Tongeren om hem geld op te sturen zodat hij kon thuis geraken en zodat hij zich kon uitrusten (een paard kopen?) en kleden.

Hij vroeg zijn oom Jacob Portmans een rente te verkopen op zijn huis in de Trichterstraat.

Herman Portmans zal zijn tocht ongetwijfeld beklaagd hebben. Zeker omdat hij in Tongeren een welgesteld man was. Behalve een huis in de Maastrichterstraat, was hij ook eigenaar van De Zwaan op de Grote Markt. Het is in dit huis dat hij gaat wonen na zijn terugkeer in Tongeren. Hij overleed in het begin van de zeventiende eeuw in Tongeren.

 

Het verhaal van Herman Portmans kadert in de Vijftienjarige of “Lange Oorlog” die werd gevoerd door de Duitse keizer tegen het Ottomaanse Rijk. Doel van de Turken was de verovering van Wenen. De oorlog ging op en neer tussen beide partijen en vooral in Hongarije vonden heel wat veldslagen, schermutselingen en belegeringen plaats. Keerpunt in de oorlog was de slag bij Mezokeresztes in Hongarije (oktober 1596) die eindigde in een overwinning voor de Turken. Ondanks hun overwinning hadden de Turken echter door dat de troepen van de keizer over betere wapens beschikten. De jaren na de veldslag herleidde de oorlog tot een guerillaconflict met vele doden, verwoesten dorpen, … De oorlog eindigde met de vrede van Zsitvatorok in 1606. Dit leidde tot een vastlegging van de grens tussen het Duitse keizerrijk en de Ottomanen.

Het was één van de meest gruwelijke oorlogen uit die tijd. Behalve een immense verwoesting van dorpen in Hongarije en de aangrenzende landen waren er de grote militaire verliezen. De keizer beschikte over bijna 100.000 soldaten en de Turken over circa 175.000. Vele duizenden van hen sneuvelden. Behalve door ontbering, kwam dit ook door de manier van oorlogsvoeren. Kanonnen hadden hun intrede gedaan, maar anderzijds werd er ook nog hevig met de hand en lansen gevochten…

 

 

woensdag 16 november 2016

Een Tongenaar in Brugge (1512) (bis)

Het grafschrift van Jehan de Tongres (1512) en zijn vrouw Catharina Strabants uit de Sint-Jakobskerk te Brugge is ook opgenomen in het handschrift van Ignace-Michel de Hooghe (+1715) die een inventaris van grafschriften opstelde.

Dit handschrift is online te raadplegen http://www.historischebronnenbrugge.be/bronnen/hooghe/frameset.php?mode=naam

 

Met dank aan Luc Christiaens voor de info.

maandag 14 november 2016

Een Tongenaar in Brugge (1512)

De gotische Sint-Jakobskerk te Brugge was in de vijftiende en zestiende eeuw één van de belangrijkste kerken van die stad. Heel wat handelaars en patriciërs lieten er zich begraven. De kerk werd vooral bekend door de vele koperen grafplaten. Van de meer dan zestig resten er nu nog dertien…

 

Vorige week lazen we in het oude tijdschrift ’t Daghet in den Oosten. Limburgsch tijdschrift voor taal- en andere wetensweerdigheden (1, 1886, p.39) dat de auteur in een kerk in Brugge het graf ontdekte van een Tongenaar. In eerste instantie viel hem het stadswapen van Tongeren op.

Na dit nagetrokken te hebben, bleek het om één van die dertien koperen grafplaten uit de Sint-Jakobskerk van Brugge te gaan.

Het grafschrift luidt als volgt : Sepulture de Jehan de Tongres natif de la ville de Peronne en son temps marchant resident en bruges lequel trespassa le xviij e jou d octobre lan xv c et xij. Catherine fille de Guy Strabant vefve dudit Jean + 15 e et …

Het gaat dus om de grafplaat van Jan van Tongeren, geboren in Péronne (Frankrijk). Tijdens zijn leven was hij handelaar en wonend te Brugge en daar overleden op 18 oktober 1512. Zijn vrouw was Catharina Strabants, dochter van Guy.

Interessant is dat zijn wapenschild het stadswapen van Tongeren is en getopt wordt door een haas als helmteken. Misschien gaat het wel om een afstammeling van Jan Hazen (schepen van Tongeren in 1400-1430) wiens familie actief was in de lakennijverheid.

 

Dat een Tongenaar in Péronne en Brugge terecht komt is niet zo vreemd. Péronne in Frankrijk alsook het kwartier rond de Sint-Jakobskerk in Brugge waren in de vijftiende eeuw bekend om hun lakennijverheid. Péronne maakte ook deel uit van de bekende jaarmarkten in de Champagnestreek.

 

De fototheek van het KIK te Brussel vermeldt deze grafsteen ook, maar deze wordt toegewezen aan Jehan van de Tongues (hoewel op het opschrift duidelijk Jehan de Tongres) te lezen is. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=B129137&objnr=89211&nr=1

dinsdag 8 november 2016

De duivelse majoor van Mabel St.Clair Stobart

Naar aanleiding van de vieringen rond honderd jaar Eerste Wereldoorlog worden heel wat dagboeken en brieven (her)uitgegeven. In de Angelsaksische wereld is vooral aandacht voor sociale bronnen en in het bijzonder voor gender-geschiedenis.

Recent las ik een heruitgave van het werk van Mabel St.Clair Stobart, getiteld The Flaming Sword in Serbia and Elsewhere. En toevallig stond daar wel een heel bijzondere passage in over onze duivelse majoor Sterzel.

Maar eerst even terug naar Mabel St.Clair Stobart. Mabel werd in 1862 geboren in Woolwich (Groot-Brittannië) als dochter van sir Samuel Boulton en Sophia Louisa Cooper. In 1884 huwde ze met handelaar St.Clair Kelburn Stobart met wie ze twee kinderen had. Ze leefden in London en in het begin van de twintigste eeuw in Zuid-Afrika. Daar werd ze lid van de First Aid Nursing Yeomanry Corps, een soort van veldhospitaalzusters.

 

Terug uit Zuid-Afrika stichtte ze in 1907 de Women’s Sick and Wounded Convoy Corps. Ondertussen hertrouwde ze in 1911 met John Herbert Greenhalgh.

In 1912-1913 was ze als vrijwillig verpleegster actief tijdens de Balkanoorlogen. Ze was vooral actief in Bulgarije.

Bij de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog stelde ze haar diensten ter beschikking van het Belgische Rode Kruis (bij de Engelsen was grote sympathie voor de Belgen) en werd gestationeerd in Brussel. Toen Brussel werd ingenomen door de Duitsers probeerde ze de Nederlandse grens te bereiken via Maastricht. In Hasselt werd ze echter opgepakt en overgebracht naar de gevangenis van Tongeren. Binnen de vierentwintig uren zou ze als spion geëxecuteerd worden! Uiteindelijk kon ze met haar twee kompanen ontsnappen. Na haar ontsnapping naar Engeland was ze actief in Servië waar ze ook haar bekende boek The Flaming Sword in Serbia and Elsewhere schreef.

 

In haar boek haalt ze herinneringen op aan Tongeren die we even willen meegeven : … but one remark of the German Devil-Major Commandant of Tongres, is so illuminative of the spirit of militarism that is bears repetition. The Major said, “you are spies”. He fetched a big book from a shelf, opened it, and pointing on a certain page, he continued. “And the fate of spied is to be shot within twenty-four hours. Now you know your fate”. I answered cheerily, as though it were quite a common occurrence to hear little fates like that. “But, mein Herr Major, I am sure you would not wish to do such an injustice. Won’t you at least look at our papers, and see that what we have told you is true. We were engaged in hospital work when, etc.”. He then replied, and his voice rasped and barked like a mad dog. “You are English, and, whether you are right or wrong, this is a war of annihilation”. I shall always be grateful for that phrase, for I recognized in it an epitome of the spirit of militarism, carried, as the Prussian arch-representatives of war carry it, to its logical extreme…

We three non-combatants, namely a minister of the Holy Church, a university man who had officiated as judge in Burma and a woman engaged in hospital work, were now condemned to death…

The Devil-Major, as we called him, then made us follow him upstairs, to the top floor, to a room in which we were to spend the night. The last night? He ordered me to be separated from the others, in another room. But I was responsible for the position of my companions, and without my influence as a woman, death for them was certain, and I resisted the separation successfully. The Major then drove us into a room that was bare, except for verminous straw upon the floor. He refused to give us food, though we had not eaten since the day before. Water in tin cans was brought to us to drink, and we were told to lie down on the dirty straw. The Devil-Major then warned the guards that if we moved, or talked to each other, they were to shoot us. Then he left us for the night.

Sleep was impossible, owing the ceaceless chiming of half-a-dozen church clocks, which seemed purposely to have clustered within a few hundred yards of us. The bells were all hopelessly out of tune, the tuners being presumably at the front. And every quarter of an hour all the bells of all the clocks played different tunes, which lasted almost till the next quarter’s chime was due. The discord was a nightmare for sensitive ears, but the harsch jangle of these bells, as they tumbled over each other, brutally callous to the jarring sounds, and to the irrelevancy of the melodies they played, seemed in keeping with the discordance – illustrated by our position – between the ideal of life, designed by God the Spirit, and the botching of that design, by murderous man.

Was our position, I wondered, another of the glories of war? These glories, exhibited at that time in Belgium, were as I noticed all of one stamp : devastation, murder of women and children, rapine, every form of demoniacal torture.

But we three escaped by miracle, and returned safely to England.

 

Mabel hield duidelijk niet van onze kerkklokken… Hoe ze ontsnapten is niet geweten. De Devil-Major is wel gekend. Dat is Hans Sterzel die een tijd lang militair commandant van Tongeren was. De man werd absoluut gehaat in de stad en had voordien al voor genoeg onheil in Lanaken en Bilzen gezorgd. Hij verbleef een tijdlang bij de zusters van Orléans op het kasteel van Betho. Later werkte hij nog voor een museum in Berlijn (waar hij ook ruzie kreeg), maar de rest van zijn loopbaan is niet gekend.

 

Mabel stierf in Bournemouth in 1954, 93 jaar oud.