donderdag 18 juni 2015

Op een dood spoor

Tijdens het opstellen van een werk over Tongerse wapenschilden, vonden we een vermelding van een verdwenen grafsteen uit de zeventiende eeuw die toebehoorde aan de familie Schroots. Op zich is dit niet zo bijzonder. We vinden in de archieven tientallen vermeldingen en zelfs beschrijvingen terug van grafstenen (grafplaten en grafkruisen) die nu verdwenen zijn.
Dit gaat dan om grafstenen die doorheen de tijd vervangen zijn geweest, bijvoorbeeld een kleinzoon die de grafkelder van zijn grootouders wilde gebruiken maar wel de grafsteen liet vervangen. Of dit zijn grafstenen die zich bevonden in een klooster dat in de Franse Tijd (1797 en later) verkocht werd als zwart goed. De inboedel werd mee verkocht, gebouwen werden afgebroken, het materiaal werd herbruikt voor bouwwerken, etc. Ofwel gaat het om grafstenen die tijdens de vele neo-romaanse en neo-gotische verbouwingen in de negentiende eeuw verwijderd zijn. Vloeren werden vervangen, grafstenen werden verplaatst of verkocht.
Maar gelukkig werden er ook tal van grafstenen gerecupereerd. Zo vind je in de kerk van Piringen een grafsteen van de familie van Bloer (17e eeuw). De steen was afkomstig uit de Sint-Janskerk, werd verkocht in de negentiende eeuw, door afstammelingen gekocht en geplaatst in het gedeelte onder de toren in de kerk van Piringen. Zo zijn er in de kloostergang van de basiliek heel wat grafstenen die niet uit de OLV-kerk komen, maar bijvoorbeeld uit de Sint-Niklaaskerk die in 1818 werd afgebroken. En zo zijn er bijvoorbeeld drie grafstenen uit de Sint-Janskerk die gebruikt werden als dorpels voor enkele huizen aan de Piepelpoel. Het hergebruik van de blauwe stenen voor dorpels, deurstijlen, vensterbanken, … was trouwens heel populair.
Maar om terug te komen op die grafsteen van de familie Schroots… Bijzonder aan de vermelding was dat de steen afkomstig was uit de Sint-Maternuskapel die in 1803 werd afgebroken. De kapel, één van de oudste Christelijke gebouwen in West-Europa, waarvan de fundamenten zich bevonden op een Romeinse toren (Vrijthofsite) moest toen letterlijk meer plaats maken.
Van die kapel zijn er nauwelijks of geen (?) voorwerpen bewaard gebleven. We kennen enkel een Romeinse steen die nu is ingemetst in de buitenzijde van de schatkamer. Er zijn ook maar twee afbeeldingen van de kapel bewaard gebleven…
Een toch wel bijzondere vondst waar we het fijne van moesten weten. Begraven worden in de kerk was trouwens tot het einde van de achttiende eeuw heel normaal, toch zeker voor de geestelijkheid en de patriciërsfamilies. Zo zijn er tijdens de archeologische opgravingen in de basiliek honderden grafvondsten gedaan (Romeins tot achttiende eeuw). In totaal werden 348 min of meer volledige skeletten aan en fysisch antropologische studie onderworpen.
Een archiefonderzoek naar begravingen in de OLV-kerk, de kloostergang en de kapellen leverde echter minder resultaat op. Er werden zestig vermeldingen gevonden van begravingen, te situeren tussen 1403 (deken Radulfus de Rivo in de kloostergang) en 1793 (kanunnik Pierre de Bettonville “in de kerk”). Geen enkele vermelding wijst echter naar de Sint-Maternuskapel. Dus nog een bijkomende reden om die grafsteen van de familie Schroots een bijzondere vondst te noemen.

We hebben het de hele tijd over die familie Schroots, maar over wie gaat het nu? De familie komt uit de streek van Brustem en Sint-Truiden, hun stamboom gaat terug tot de vijftiende eeuw. Oudst gekende stamvader is Robert Schroots die omstreeks 1400 in de Loonse leenregisters wordt vermeld. Doorheen de tijd vormden zich twee takken, de “zwarte Schroots” en de “rode”, verwijzend naar de andere kleur op hun wapenschild.
In de zestiende eeuw kwam een jongere tak in Tongeren terecht. Jacob Schroots (+ 1570) die via zijn moeder heer werd van Werm (Hoeselt), vestigde zich in de Sint-Jansstraat. Later verwierf Michel de Schroots, in 1665 gehuwd met Georgia Vaes, dochter van schepen Jan Vaes (+ 1662) en Barbara Loeffs huizen in de Momberstraat en de Hemelingenstraat.
De grafsteen waar de afbeelding van teruggevonden is, is het epitaaf van die gemelde Jacob Schroots en zijn vrouw Maria de Jeude gezegd Hardinxvelt. Hoewel teruggevonden niet helemaal correct is. In de eerste helft van de negentiende eeuw werd er nog een tekening van gemaakt, maar de oorsprong ervan noch het lot nadien waren duidelijk.
De steen werd in 1642 geplaatst in opdracht van Mechtildis de Schroots, vrouwe van Werm, oudste dochter van het gezin. Ze was kanunnikes in Andenne en overleed kinderloos. Na haar dood ontstond een hele discussie over haar erfenis en raakte onder andere Werm verdeeld tussen verschillende families.
Mechtildis de Schroots bewoonde een monumentaal pand in de Kielenstraat, voordien eigendom van de familie de Hinnisdael (heren van Otrange) en waar nadien het Jezuïetenklooster werd gevestigd. Delen hiervan zijn nog te herkennen in het straatbeeld (voormalig huis van de advocaat / vredegerecht en hogerop.
Ze deed belangrijke giften aan de OLV-kerk. Zo bleef er een reliekhouder bewaard in de schatkamer, door haar geschonken in 1640…

Zoals gezegd werd de Sint-Maternuskapel afgebroken in 1803. De afstammelingen van de familie Schroots uit Sint-Truiden, de Tongerse tak was ondertussen uitgestorven, kochten de grafsteen op en plaatsten die aan de “collegiale kerk van Sint-Truiden”. Daar is er echter geen spoor meer van te vinden. Het zoeken leidde ons verder naar het kerkje van Melveren waar de familie Schroots nog in de negentiende eeuw een kasteeltje bewoonde. Inderdaad bevindt zich daar nog een grafsteen van de familie Schroots, maar niet degene die we zochten.
Heel wat inboedels van kerken werden in de negentiende eeuw verkocht. Na een eerste redding in 1803 onderging dit lot waarschijnlijk ook onze Tongerse grafsteen die ergens in Sint-Truiden was beland.
Na een hele zoektocht om een uniek stukje erfgoed van de Sint-Maternuskapel terug te vinden, kwamen we alsnog op een dood spoor.