donderdag 30 juni 2016

Schepenbank van Sluizen, 1447-1796

Vandaag werd aan de beeld- en archiefbank de vernieuwde inventaris van de schepenbank van Sluizen toegevoegd.

Tot nu toe waren enkel de registers geïnventariseerd. Enkele tientallen dozen “losse stukken” en “diversen” werden nooit bekeken.

In totaal telt de inventaris nu 983 stukken voor de periode 1447-1796.

 

Het merendeel van de stukken betreft processen over renten, gronden, het niet betalen van pachten, … en stukken over “krakeel”, herbergruzies en vechtpartijen.

Behalve die stukken zijn er ook heel wat openbare verkopingen, aanstellingen van schepenen, tellingen en lijsten.

 

De schepenbank van Sluizen was één van de Elf Banken van Sint-Servaas. Vanaf de oudste bronnen wordt dat kapittel uit Maastricht als grondheer vermeld. Vanaf 1785 werd de Hollandse Staten-Generaal grondeigenaar.

De parochie hing af van de kerk van Mal waarvan de pastoor door het kapittel van Tongeren werd aangesteld. Enkel het stukje Vinave (Neer-Sluizen) hing af van de parochie Glons en was Franstalig.

 

De inventaris is te raadplegen via http://www.beeldbanktongeren.be/index.php/schepenbank-sluizen-1712;isad

 

 

woensdag 29 juni 2016

Overstromingen van 1891

De recente regenlast en overstromingen zijn niet enkel een fenomeen van deze tijd zoals deze foto toont.

De foto werd genomen door iemand van de familie de Schaetzen vanop de toren van de basiliek. In het midden zie je de Sint-Janskerk met rechts “de Benedictinnen”.

Vanaf de Kastanjewal staat alles blank.

De regenval van 1891 (eind januari – begin februari) zorgde in heel Europa voor overlast. In ons eigen land is de overstroming van Leuven het meest bekend, maar vooral Frankrijk had veel te lijden.

Het zou duren tot de jaren 1950 alvorens het gebied vanaf Koninksem en Offelken langs de Motten tot aan de Kevie en Blaar, dankzij de ingrijpende werken aan de Jeker, meer gespaard bleven van dit soort overstromingen.

maandag 27 juni 2016

Tongeren en Compostela

Van 25 juni tot 14 juli (10u-18u) loopt in de winkel naast het kroningssecretariaat (Hospitaalplein) een fototentoonstelling van Tongenaren die naar Santiago de Compostela geweest zijn.

Maar hoe kwam Tongeren nu in contact met deze heilige en Noord-Spaanse stad?

 

In eerste instantie gebeurde dit om vrome redenen. Eén van de oudste vermeldingen van pelgrimage naar Compostela vinden we terug in een belangrijke legende voor deze streek, die van Sint-Evermarus. Om het verhaal kort te houden. Evermarus was een Fries edelman die leefde in de zevende eeuw. Hij bezocht met een aantal gezellen het graf van Sint-Jakob in Compostela. Bij terugkeer passeerde hij langs het graf van Sint-Trudo in Sint-Truiden en wilde via Tongeren naar het graf van Sint-Servaas gaan in Maastricht. In Rutten werd hem onderdak geboden door de “kasteelvrouwe” die echter waarschuwde voor haar man die een heiden was. Toen Evermarus en zijn reisgezelschap Rutten verlieten, werd dit ontdekt door “Kasteelheer” of “rovershoofdman” Hacco. Deze zette de achtervolging in en doodde Evermarus en zijn zeven gezellen. Uit dit verhaal zouden de latere processie naar en het evocatiespel van Evermarus te Rutten ontstaan. Dit wordt nog ieder jaar op 1 mei gevierd.

Zover de legende. Wat echter geen legende is, is dat in de tiende eeuw een kapel of kleine kerk werd gebouwd te Rutten op de plek waar nu de Sint-Evermaruskapel is gelegen. Dit zou in opdracht gebeuren van pastoor Ruzelius van Rutten in 968. De kapel werd in opdracht van abt Wedericus van Burtscheid vervangen door een stenen. De Luikse bisschop Theoduinus (1048-1075) weigerde echter deze te wijden tot hij een visioen kreeg. Zo werd de kapel alsnog in 1060 ingewijd door hem.

Het verhaal van Evermarus speelt zich weliswaar af in een tijd toen er nog geen sprake was van pelgrimage naar Compostela, maar bij de bouw van een kapel voor hem in tiende eeuw was hier wel degelijk sprake van.

Een volgende vermelding van pelgrimage dateert uit 1014 toen een monnik van de Sint-Jakobsabdij uit Luik relieken van Sint-Jakob mee terug nam. En in 1065 vond een “massale” pelgrimage plaats naar Compostela onder leiding van Robrecht, monnik van diezelfde Sint-Jakobsabdij te Luik. Hier namen ook Tongenaren aan deel.

Komt daarbij ook nog dat tal van ridders en edelen uit onze streken graag gingen vechten in het buitenland als een soort van huurlingen. We vinden ze terug aan de grenzen van toenmalig katholiek Europa. In de Baltische staten, Oost-Europa en bovenal in Spanje bij de veroveringstochten tegen de Moren.

Bewijzen van contacten tussen onze streek en Spanje zijn nog terug te vinden in de schatkamer van de OLV-Basiliek. Enkele van hun oudere textilia, reliekbeursjes, zijn afkomstig uit twaalfde- en dertiende-eeuws Spanje.

Niet iedereen ging echter om vrome redenen op bedevaart. Er waren ook zogenoemde straf- of boetebedevaarten. Bij verbanning moest de gestrafte zich in die periode op bedevaart begeven. Het canonieke recht maakte zo onderscheid tussen een grote strafbedevaart naar Rome, Santiago de Compostela, Keulen en Canterbury en een kleine strafbedevaart naar Rocamadour in Frankrijk. De wereldlijke rechtbanken namen deze boetes over en vanaf de dertiende eeuw vinden we zulke uitspraken terug. Voor Tongeren werden van klein naar groot volgende oorden als strafbedevaart genoemd : Rocamadour, Compostela en Rome.

Een veroordeelde moest zijn reis beginnen binnen veertig dagen na uitspraak van de straf. Zijn kleding moest zijn : een vilthoed, grove mantel van wol, een kalebasfles, pelgrimsstaf en een vrijgeleide. Dit is bijna het typische beeld dat we van een pelgrim hebben. Op reis mochten ze niet langer dan één dag op dezelfde plek blijven. Aangekomen in Compostela werd er gebiecht in de kathedraal en naar de communie gegaan. Hierna kreeg de veroordeelde een certificaat dat de straf was voldaan. En heel typisch ; er werden Sint-Jakobsschelpen terug mee naar huis genomen als extra bewijs.

Vanaf de veertiende eeuw werden echter steeds meer van deze strafbedevaarten afgekocht en vanaf de vijftiende eeuw stelt de schepenbank heel duidelijk ; ofwel ging men op bedevaart ofwel kocht men zijn straf af. Samen met de opkomst van meer lokale bedevaartsoorden zoals ook Scherpenheuvel en het ontstaan van lokale processies en bedevaarten zoals Maastricht, Hasselt, Susteren, Aken, … maar ook Tongeren zelf, daalde het aantal tochten naar Spanje zienderogen.

Santiago de Compostela zelf werd tijdens de Napoleontische oorlogen veroverd en geplunderd waarna de overblijfselen van Sint-Jakob bijna een eeuw “verdwenen” in de crypte van de kathedraal daar. Pas in de twintigste eeuw kwamen de pelgrimstochten terug op gang. Met de opname van de Spaanse routes op de Unesco-lijst in 1993 en de Franse in 1998 kenden de pelgrimages en het bijhorende toerisme nieuwe hoogtepunten.

 

(bron : “Zorgende handen. Een geschiedenis van het Sint-Jacobusgasthuis te Tongeren”).

 

 

woensdag 15 juni 2016

De toren van de basiliek

De toren van de basiliek, of toen nog OLV-kerk, of beter gezegd de toren die toen nog als belfort gebruikt werd…

De afbeelding werd gevonden in de resolutieregisters van de stad. Die beginnen in 1477 en eindigen in de Franse Tijd (1797) en bevatten al de beslissingen die de stad nam. Een beetje te vergelijken met nu de beslissingen van het schepencollege en de gemeenteraad.

Hier en daar worden die registers opgevrolijkt met een kleine tekening, vooral het wapenschild van Tongeren. Maar dus ook deze afbeelding van de toren van de basiliek.

 

De afbeelding toont niet de oorspronkelijke toren van de gotische kerk want dat was een zestiende-eeuwse houten spits die in 1598 afbrandde na een blikseminslag

De toren dateert echter uit de periode 1662-1677 en brandde eveneens af. Ditmaal door een vuur dat aangestoken was door Franse troepen.

Hij staat onder andere afgebeeld op een kopergravure en op het schilderij De Grote Brand van Tongeren.

Na 1677 werd de toren vervangen door een iets kleiner en minder rank exemplaar. Dat moest op zijn beurt weer wijken voor een nieuwbouwproject. Men plande een neogotische, stenen spits, een beetje te vergelijken met de toren op de kathedraal van Antwerpen.

Maar zoals bekend eindigde men net boven de klok met een platform. En vandaar dus dat de basiliek nu geen toren meer heeft.

donderdag 9 juni 2016

Lambertine de Renesse (1670-1728)

Zonet vonden we dit hele mooie zegen terug. Het behoort toe aan Lambertine Felicité de Renesse (°1670 ’s-Herenelderen - +1728 Munsterbilzen). Ze was de jongste van veertien kinderen van Joris Frederik de Renesse, heer van Elderen en Oostmal (1611-1681) en Anna Margaretha van Bocholtz (1628-1692).

Als abdis van Munsterbilzen (1715-1728) was ze prinses van het Heilig Roomse Rijk en vrouwe van de dorpen Munsterbilzen, Kleine-Spouwen, Wellen, Haccourt en Hallembaye.

 

Het zegel is gehecht aan een verpanding van een stuk grond voor EH Bertrand de Waseige die in proces was tegen Nicolaas Arnold de Malte uit Sluizen.

Op het zegel staat het wapenschild van de familie de Renesse met in de kwartieren 1 en 4 de leeuw van de familie Renesse en in 2 en 3 de spitsruiten van de familie van Hamal-Elderen.

 

Op de website http://www.guide2womenleaders.com/womeninpower/Princess-Abbesses_2.htm is een lijst te vinden van al die abdissen-prinsessen in het Heilig Roomse Rijk, onder andere ook die van Burtscheid (tiendheffers in Lauw en Rutten en cfr. hun tiendschuur in de Jekerstraat). Van Lambertine de Renesse is op dezelfde website een afbeelding te vinden onder het jaartal 1715-1728.

De architect die het oud-hospitaal ontwierp

Gisteren bracht Pieter-Jan Cierkens van de faculteit ingenieurswetenschappen en architectuur van de UGent een bezoek aan het stadsarchief. Hij bereidt een studie voor over architect Roelandt van wie het vermoeden bestaat dat hij de architect was van ons oud-hospitaal. Vorig jaar verscheen nog de publicatie “Zorgende handen” over de geschiedenis van het Sint-Jacobusgasthuis en het oud-hospitaal waarin de vondst van de bouwplannen uit de eerste helft van de negentiende eeuw in het universiteitsarchief van Gent werd toegelicht. Heel interessante plannen want ze tonen de toenmalige (middeleeuwse) toestand alsook de geplande aanpassingswerken.

Deze plannen zijn echter anoniem en de werken vanaf de jaren 1840 worden toegeschreven aan de Brusselse architect Dumont.

Door een onderzoek in de collectie brieven en besluiten van de Godshuizencommissie (die het hospitaal beheerde) kon dhr. Cierkens architect Roelandt inderdaad als ontwerper van ons hospitaal aanduiden. Het hele verhaal volgt nog in een artikel.

 

Lodewijk Roelandt (°1786 Nieuwpoort - +1864 Gent) studeerde in Gent en Parijs en werd in 1818 stadsarchitect van Gent. Hij was één van de grondleggers van de neostijlen in België.

Hij raakte bekend als architect van heel wat bekende gebouwen : de universiteitsaula van Gent, het gerechtsgebouw in Gent, het stadhuis van Ninove, de Vlaamse Opera in Gent, het stadhuis van Aalst,… In de jaren 1840 was hij ook actief in Sint-Truiden (toren OLV-kerk en academiezaal Klein-Seminarie) vanwaar zijn werkingsgebied zich uitspreidde naar onze regio.

woensdag 8 juni 2016

Saint-Medard, le grand pissard

We hebben een schuldige gevonden voor de aanhoudende regen : Saint-Medard, le grand pissard.

Vandaag is de feestdag van die arme man, patroonheilige van Vreren. In de legende waaraan hij zijn naam als regenheilige heeft verdiend, bleef hij trouwens droog en was het zijn vader en paard die nat werden. In een andere legende is het een adelaar die hem met zijn vleugels droog hield tijdens een onweer.

Dat is trouwens niet het enige gezegde dat aan hem gelinkt wordt. Er zijn vooral Franstalige spreekwoorden over hem, hij is dan ook patroonheilige van een vijftigtal parochies in Frankrijk.

Enkele voorbeelden : “pleurs de Saint-Medard, quarante jours bousards” (laten we hopen van niet), “Saint-Medard, planteur de choux, mangeur de lard”, “s’il pleut à la Saint-Medard, le quart des biens est au hasard”, “s’il pleut pour Saint-Medard, l’été sera bâtard”. Opbeurende voorspellingen…

 

Sint-Medardus is een heel interessant heilige voor onze streek en toont dat Vreren en omgeving vroeg gekerstend werden. Gelinkt aan het bestaan van de belangrijke “Chaussée Brunehaut” (Brunehildeweg) die Vreren passeerde, kan de stichting van de parochie Vreren rond 600 geplaatst worden.

Medardus werd geboren rond 473 te Salency en overleed in 560 als bisschop van Noyon. Zijn ouders waren verbonden aan het Merovingische hof. Aan datzelfde hof dook Brunehilde (534-613) op als vrouw van koning Sigebert I van Austrasië (waartoe wij behoorden). In de verhalen is Brunehilde geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, maar ze werd ook bekend vanwege het stimuleren van de aanleg van wegen en als stichter van kerken en abdijen.

 

Het hele gebied rond de kerk van Vreren is bovendien historisch op zijn minst interessant te noemen. De kerk van Vreren, die al voor 1004 afhing van het kapittel van Sint-Kruis in Luik, was moederparochie voor Nerem, Diets-Heur, Paifve en Wihogne. Dat wil zeggen dat er in Vreren een pastoor woonde en in de vier genoemde dorpen een kapelaan én dat kinderen gedoopt werden in Vreren (trouwen en begraven mocht wel in de andere dorpen).

De indrukwekkende muur aan de pastorij en het kerkhof getuigen daarenboven van een militaire functie. Een plek waar men zich kon terugtrekken en verdedigen. Samen met de naastgelegen Kruiswinning, tot voor enkele decennia een zeer indrukwekkende vierkantshoeve, is het gebied met de kerk, kerkhof en pastorij op een hoogte gelegen.

Dat zich hier ook een versterking voor een wereldlijke heer bevond, lijkt bijna logisch. Aan de achterzijde van die verhoging, kom je via de Dessersstraat recht op recht uit aan de oude banmolen.

 

Heel wat boeiende gegevens die verder uitgezocht kunnen worden.

 

Maar om ons verhaal te besluiten. Onze Heilige Medardus brengt dus niet zo een positief weerbericht met zich mee. Maar laten we het steken op ons klimaat en niet op de heilige die zoveel slecht weer op zijn mijter wordt gestoken.

De afbeelding toont het veertiende-eeuwse beeld van de heilige Medardus uit de kerk van Vreren.